24 APRIL 1975 316 vorige raad en het college -- een beleid is gevoerd in de richting van aankopen in de Haagse Beemden, teneinde intenties waar te maken. Het is niet voor niets dat wij eenvoudig moeten constateren dat op dit ogenblik in de Haagse Beemden voor 23 miljoen in grondaankopen is geïnvesteerd. Dit is, zoals vanavond al is gezegd, een belangrijk feno meen waaraan wij enerzijds kunnen zien dat wij in het verleden ingeno men beleidsstandpunten als uitgangspunt hebben en waaruit anderzijds kan worden geconcludeerd dat het niet om een paar stuivers gaat. Ik meen dan ook dat elke roep om studie op het gebied van al ternatieven -- de heren Ten Wolde, Geene en Van Duijl heb ik begrepen -- een "would-be-vraag" is. Wanneer wij gaan spreken over kwantitei ten en kwaliteiten van de voorgenomen bebouwing in de Haagse Beem den, verdraagt zich daar een discussie over een binnenstad niet mee. Hetzelfde geldt voor een discussie over een tuinbouwgebied bij Princen1 hage JLn verband waarmee de heer Geene naar ik meen terecht naar het ruilverkavelingsbesluit van de vorige raadsvergadering heeft verwe zen --en voor een discussie over alternatieven in de richting Bavel-Dorst. Als wij namelijk de opdracht in het kader van de gedachtengang over het Westbrabantse gebied willen aanvaarden, dan dient erop te worden gewezen dat verleden jaar reeds op deze zelfde plaats aan de collegeta fel is gezegd dat het vijf voor twaalf was. Het heeft geen zin meer rus tig te gaan studeren, ontwikkelingen af te wachten en te gaan redeka velen over de vraag of wij iets al dan niet zullen doen; de ontwikkeling in West-Brabant groeit al -- men vergeve mij het woord -- "uit de klauwen", als wij geen regeling treffen zoals door het provinciaal be stuur en de minister is bedoeld. Wanneer ik het provinciaal bestuur noem, meen ik dat in deze discussie ook aandacht mag worden gevraagd voor de groeibrieven-situ- atie. Afgezien van de vraag of de overloop specifiek in de richting van Brabant al dan niet gewenst is, heeft het provinciaal bestuur de randge meenten duidelijk te kennen gegeven dat zij zich aan de opdracht van het streekplan moeten houden en niet te veel uit hun jas moeten groeien. Hetzelfde provinciaal bestuur heeft er bij Breda op aangedrongen haast te maken met de totstandkoming van het woongebied Haagse Beemden. Dit heeft geleid tot veel overleg met de randgemeenten, waar ik later in mijn betoog graag op terugkom. De heer Beckers heeft twaalf vragen gesteld, op de beantwoor ding waarvan ik nog terugkom. In ieder geval heeft hij daarbij om eni ge demografische gegevens gevraagd. Ik geloof dat ik mag constateren dat demografische gegevens een zeer moeilijk onderwerp vormen en dat iedereen die vraagt demografische gegevens "hard te maken" dan ook de vraagstelling overdrijft aangezien dat nooit mogelijk is. Wij proberen dan ook bij het onderbouwen van het project-Haagse Beemden met demografische gegevens minimale uitgangspunten te kiezen. Het doet mij in dit verband werkelijk deugd -- dat compliment wil ik toch wel tot de heer Beckers richten -- dat deze zijn schoolmeesterallures van de commissievergadering enigszins heeft afgeleerd en vanavond niet meer op die twijfelachtige positie is teruggekomen, zodat hij de cijfers meer achterwege heeft gelaten. Ik vind dit plezierig, want het is erg moeilijk over het hoofd van de raad heen met allerlei cijfers te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 316