321 24 APRIL 1975 ten doen zonder dat de raad ermee heeft ingestemd. In de derde plaats heeft de heer Crul gevraagd of er in het col? lege nog is gediscussieerd over het advies dat de fracties van P. v. d. A. en P. P.R. over het preadvies inzake de Haagse Beemden aan het col lege hebben uitgebracht. Het zal de raad duidelijk zijn dat wij daar over in het college urenlang hebben gediscussieerd, maar dat het waar de-oordeel van het college over het advies op blz. 3 van de brief die de raad heeft ontvangen, niet strookt met de bedoelingen die ik zojuist met betrekking tot het preadvies heb uiteengezet. Tot zover mijn reactie op de vragen van de heer Crul. Hij heeft mij in staat gesteld de bedoelingen van het voorgestelde besluit duide lijk te maken. Nogmaals: er wordt morgen niet in de Haagse Beemden gebouwd, maar wij vragen machtiging om op basis van de door de raad naar wij hopen goed te keuren uitgangspunten met de minister te spre ken. Daarnaast zijn er onder punt II nog enkele punten in het geding die ik, hoewel het niet erg netjes is om het zo te formuleren als "randverschijnselen" zou willen beschrijven en waarover wij eveneens een besluit moeten nemen. Daaronder zijn uiteraard niet de uitgangs punten voor een stedelijk beleid, maar wel behoort daartoe het instem men met de inschakeling van externe adviseurs waarop ik straks nog terugkom. Een volgend aspect is een planologische benadering van de pro blematiek met betrekking tot de Haagse Beemden en van de stedebouw die daar tot stand zou moeten kornen. Ik geloof dat er in dit verband een misverstand uit de weg moet worden geruimd. De heer Van Duijl heeft naar ik meen gezegd dat wij met betrekking tot het bestemmings plan voor de Haagse Beemden vanuit een blanco situatie vertrekken. Ik geloof dat moet worden vastgesteld dat het college tot de conclusie is gekomen dat het oude bestemmingsplan "Haagse Beemden", dat zonder rneer rechtskracht heeft, in haar huidige vorm niet dient te wor den uitgevoerd. Wij baseren ons daarbij op een drietal belangrijke uit gangspunten, waarvan het belangrijkste is dat wij de raad hebben toe gezegd dat wij net oude bestemmingsplan niet zouden toepassen. Er is in het bijzonder in kringen van P. v. d. A. en P. P. R, enige angst ge weest dat Wij de Haagse Beemden op basis van het goedgekeurde be stemmingsplan te lijf zouden gaan, maar wij hebben beloofd dat wij dat niet zouden doen. Op de tweede plaats kan er niet genoeg op wor den gewezen -- dat is ook in de Tweede Kamer een discussiepunt ge weest -- dat het oude bestemmingsplan geënt is op infrastructurele maatregelen, voorzieningen en visies die achterhaald zijn. Het is be kend dat in het oude plan een belangrijk uitgangspunt wordt gevormd door enkele wegenstructuren in de omgeving van Breda, zoals de Mid den-Brabant-route, de Maas-route en de Zekluza-route, maar dat de ze drie wegen op het ogenblik alle "op de tocht staan" terwijl het erg moeilijk is te dien aanzien van de kant van de provincie de duidelijk heid te krijgen die wij op dit ogenblik nodig hebben. Dit betekent dat het bestemmingsplan, geënt op die infrastructurele voorzieningen, niet tot realisering zal leiden. Op de derde plaats misstaat het naar ik meen het college en de raad niet een bestemmingsplan dat vijf 5 zes jaar oud is en dat nog niet aan snee is, aan een nieuwe beschouwing te onderwerpen als er nieuwe stedebouwkundige inzichten zijn gaan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 321