323
24 APRIL 1975
een verstoring van een goede Westbrabantse opbouw bepaalde woning
behoeften elders worden gegroepeerd, zodat wij de bouw in de Haagse
Beemden beter achterwege kunnen laten. Op grond daarvan hebben wij
met de belangrijke factor tijd te maken. Wij hebben haren op snaren
gezet om in september 1976 met de bouw in de Haagse Beemden te
kunnen beginnen. Dit is geen illusie van Breda alleen, maar de nood
zaak om op die termijn tot resultaten te komen is terdege met rijks-
en provinciale overheid besproken. Hieruit volgt dat wij bepaalde din
gen tegelijkertijd moeten gaan doen. Wanneer wij op basis van het
programma van eisen voor de eerste woonbuurt in de zuidoosthoek van
het gebied -- indien de raad daarmee instemt -- zullen gaan bouwen,
zullen wij ons tegelijkertijd -- ik geef toe dat dat een zeer merkwaar
dige situatie is -- moeten bezighouden met het ontwikkelen van een
structuurplan voor het gehele gebied Haagse Beemden. Het zal tot de
moeilijke taak van de stedebouwkundigen en het bestuur van deze stad
behoren ervoor te zorgen dat een en ander niet met elkaar in strijd tot
stand komt. De procedure is enigszins merkwaardig, maar haalbaar.
Enerzijds maakt zij misschien op de raad een merkwaardige indruk,
maar anderzijds legt zij naar mijn mening een ongelooflijk zware ver
antwoordelijkheid op de schouders van degenen die zich er dagelijks
mee bezighouden. Het lijdt geen twijfel dat de enigszins verhaaste
maar toch met kwalitatieve waarborgen omgeven procedure die wij
nu voeren, in nauw overleg met de provinciale planologische dienst
is ontwikkeld.
Aan de hand van de geactualiseerde normen hebben wij ons ook
met de financiën beziggehouden, waarbij wij ons hebben afgevraagd
wat de uitvoering van het plan ons zou gaan kosten. De raad beschikt
over drie exploitatie-opzetten, één voor het gehele woongebied en
één voor het afrondingsgebied --zo mogelijk langs de vloeigracht --
en één voor het industriegebied. Welke waarde moet men nu aan
deze exploitatie-opzetten toekennen? Juist omdat aan de raad wordt
voorgesteld deze opzetten als uitgangspunt voor onderhandelingen met
de rijksoverheid goed te keuren, kunnen zij als indicatoren met be
trekking tot, de kostenconsequenties voor het grondgebruik worden be
schouwd. Als zich in de toekomst jblannen anders zouden ontwikkelen
dan wij veronderstelden maar als de verdeling van het grondgebruik de
zelfde blijft, blijven naar mijn mening deze exploitatie-opzetten als
indicatie hun waarde behouden.
De exploitatie-opzetten hebben wij aan de hand van de eerder
genoemde normen en volgens het "bruine boekje" ontwikkeld. Het
"bruine boekje", waarover ook de heer Geene in de commissievergade
ring heeft gesproken, geeft een richtlijn van de rijksoverheid voor de
methodiek die bij het opstellen van exploitatie-opzetten moet worden
gehanteerd. Het boekje heeft twee auteurs. De ene auteur is de heer
Van der Horst, directeur van het verificatiebureau; hij heeft deel uit
gemaakt van het team dat de exploitatie-opzetten mede ontwikkeld
heeft, zodat deze een goede garantie voor overleg met de rijksover
heid bieden. De andere auteur is de heer Van Kesteren, een belangrijk
man bij het departement in Den Haag, die ons heeft medegedeeld dat
hij methodisch met de exploitatie-opzetten akkoord gaat. Wij hebben
de hier geschetste werkwijze gevolgd om aan de exploitatie-opzetten