333 24 APRIL 1975 teert. Op de opmerkingen van de heer Van Duijl heb ik reeds gerea geerd. De heer Welschen heeft de stadsgewestelijke structuur in de be schouwingen betrokken. Hierover wil ik nogmaals voor alle duidelijk heid opmerken dat zowel het gebied van de Haagse Beemden als het overleg met de randgemeenten als de ondersteuning van de randgemeen ten in het kader van de natuurlijke en autonome ontwikkeling van de randgemeenten van Breda onderwerp van gesprek en studie in het stads gewestelijk structuurplan zal zijn. Mede met het oog op de tijd wil ik op het betoog van mevrouw Paulussen met één opmerking reageren. Zij wekt de indruk dat wij in de Haagse Beemden 15. 000 woningen met een artikel 19-procedure gaan realiseren, hetgeen volstrekt onjuist is. Het is niet uitgesloten dat we in overleg met het provinciaal bestuur dat de hoeder vannde formele handel en wandel van gemeenten is, een klem quantum wo ningen in het begin van de uitvoering van het project-Haagse Beemden volgens de artikel 19-procedure zullen verwezenlijken. In relatie tot de Haagse Beemden als geheel is daarbij echter een gering aantal wo ningen betrokken. De heer Van Male heeft een pleidooi voor de ontwikkeling van het industriegebied gehouden, dat mijns inziens voor zichzelf spreekt. De drie vragen van de heer Crul heb ik beantwoord en ik meen dat ik daar thans niets aan hoef toe te voegen. De heer Van Banning zeg ik dank voor zijn zeer genuanceerde benadering van de kwestie van de werkgelegenheid, die met betrekking tot de Haagse Beemden terecht in de beschouwingen wordt betrokken. Niet alleen de demografische ontwikkeling maar ook de werkgelegenheid baart ons zorgen. Het college en de raad hebben daarover in net verleden onder meer in de vorm van moties allerlei besluiten genomen. De gedetail leerde financiële vragen van de heer Van Banning heb ik naar ik meen beantwoord. Voor ik tot 'net slotwoord overga zou ik nog een korte beschou wing aan de drie ingediende moties willen wijden. De motie die de heer Geene heeft ingediend neemt het college bijzonder graag over. In de motie wordt naar onze mening terecht bijzonder aangedrongen op de gebiedsoverdracht, die in de discussie vaak op de achtergrond blijft. In de pers wordt vaak de indruk gewekt dat wij voortdurend in de clinch gaan met minister Gruijters, hetgeen overigens onjuist is. In ie der geval mogen wij ook enigszins de vinger opheffen in de richting van minister De Gaay Fortman. Reeds een jaar geleden is door de vas te Kamercommissie voor binnenlandse zaken een discussie aan dit on derwerp gewijd, waarop de minister van binnenlandse zaken nog steeds niet heeft geantwoord, zodat het wetsontwerp betreffende toevoeging van het gebied Haagse Beemden aan Breda blijft liggen. Mede met het oog op de rechtszekerheid voor de mensen in het gebied zelf is dat mijns inziens enigszins onvertoonbaar. Dat is het kernpunt van de gehe le problematiek: de andere moeilijkheden zullen gemakkelijker wor den overwonnen als de gebiedsoverdracht eenmaal is geregeld. Op

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 333