24 APRIL 1975 336 gelegenheden is steeds gezegd dat men van mening was dat de gebieds overdracht zeker tot stand zou moeten komen en dat men te dien aan zien volstrekt geen twijfels had. Ik vraag mij dan ook af met welke be doeling men een gebied wil overnemen als men er verder niets mee wil gaan doen. Ik denk dat daarin het misverstand tussen de heer Crul en mij gelegen is: ik kan niet begrijpen dat men zo'n duur gebied over neemt om er koeien in te jagen. Dat kan nooit de bedoeling zijn ge weest en uit de indertijd gevoerde discussies is ook niet gebleken dat men in die richting wilde gaan. Pas later is de heer Crul aan het nut van de ontwikkeling van de Haagse Beemden gaan twijfelen. Ik geef hem daartoe wel het recht, maar hij moet dan niet van mij verlangen dat ik dat na alles wat zich daarvóór heeft afgespeeld een positieve be nadering vind. De heer CRUL: Voor een goede gedachtenwisseling is het dien stig erop te wijzen dat aan de gebiedsoverdracht in 1970 enkele duide lijke voorwaarden zijn verbonden, onder meer betrekking hebbend op de opstelling van een basis- en structuurplan. Het college heeft aan laatstbedoelde voorwaarden nooit voldaan. Daarnaast hebben wij onmid dellijk een voorbehoud met betrekking tot het tot ontwikkeling brengen van het gebied gemaakt. De VOORZITTER: Zou de heer Geene zijn betoog willen vervol gen en wellicht tot een soort afsluiting willen komen? De heer GEENE: De heer Crul heeft gezegd dat het C.D.A. en de V. V. D. zijn groepering altijd buiten spel zetten en dat de motie die destijds ten aanzien van de herindeling is ingediend niet is uitge voerd. De wethouder heeft vanavond bevestigd dat de in de plannen voor de Haagse Beemden ingebouwde afrondingsmogelijkheid een twee ledige betekenis zou kunnen hebben. Tegen die tijd zijn wij ongeveer vijf jaar verder en wij mogen toch aannemen dat het gewest in staat is over vijf jaar met het stadsgewestelijk structuurplan zó ver gevorderd te zijn, dat daar op zijn minst uit blijkt of de plannen voor de Haagse Beemden al dan niet volledig moeten worden uitgevoerd. Er kan dan alleen verschil van mening zijn over het ogenblik waarop het college met het onderzoek naar de alternatieven begint; de wethouder heeft naar ik meen vanavond toegezegd dat dit alsnog zal gaan gebeuren en wel in gewestelijk verband. De heer BECKERS: Kan de heer Van Dun dat bevestigen?.' De heer GEENE: Dat kan toch niet anders, het gewest kan toch niet een stuk overslaan.' De VOORZITTER: De raad is nu aan het woord, het college zal straks antwoorden. De heer GEENE: De heer Crul heeft voorts beweerd dat ook de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 336