24 APRIL 1975
342
de door hem ingediende motie en de daarvoor aangevoerde argumenta
tie, waaruit wij hebben opgemaakt dat hij, wanneer de in de motie ge
vraagde cijfers ter tafel komen, opnieuw ten principale zal gaan bekij
ken of de ontwikkeling van de Haagse Beemden wel gewenst is, omdat
hij voor zijn verdere besluitvorming over die gegevens moet beschikken.
De heer TEN WOLDE: Dat is een interpretatie die de heer Crul
aan mijn woorden geeft. Wat daarmee werd bedoeld is het volgende:
als er een financiële toezegging van de minister is, moeten wij ook in
zicht in de financiële consequenties van de welzijnsvoorzieningen heb
ben. Op dat ogenblik houdt men zich bezig met budgettering en niet
met de bekende "mits". De "mits" van de minister is een heel andere
"mits" dan de V. V.D. -fractie bedoelt.
De heer CRUL: Nee, maar u hebt uw "mits" door het indienen
van deze motie versterkt. Die indruk hebben wij althans.
Voor de C.D. A. -fractie geldt eigenlijk hetzelfde; ik wijs erop
dat de heer Van Banning extra aandacht voor de financiële haalbaarheid
van het project heeft gevraagd.
Ik kom thans toe aan ons standpunt met betrekking tot punt I
van het preadvies, met andere woorden: het aanvragen van de financi
ële bijdrage en het voorleggen van de plannen aan de minister. Wij
zijn van mening dat men door punt I te onderschrijven tevens in princi
pe het tot ontwikkeling brengen van de Haagse Beemden onderschrijft.
Voorzover wij een en ander uit de discussie hebben kunnen opmaken,
is dat ook de mening van het college, de C. D. A. - en de V. V. D. -frac
tie. Men onderschrijft door het verzoek te doen het tot ontwikkeling
brengen van de Haagse Beemden. Het is duidelijk dat het college daar
toe op basis van de besluitvorming van februari 1974 overgaat, maar
wij zijn op dit ogenblik zo ver nog niet. Wij hebben er geen enkel be
zwaar tegen als er aan de minister gegevens worden overgelegd op basis
waarvan hij zijn besluiten kan nemen. Als het principebesluit om de
Haagse Beemden tot ontwikkeling te brengen enerzijds en het inlichten
van de minister door middel van een verzoek om een financiële bijdra
ge en het voorleggen van plannen anderzijds van elkaar zouden kunnen
worden losgekoppeld --ik heb echter uit de discussie en het preadvies
opgemaakt dat dat niet mogelijk is --, dan zouden wij met het tweede
deel akkoord kunnen gaan. Dit hebben wij in de ingediende motie
neergelegd en ik meen dat onze bedoelingen thans duidelijk zijn.
Wethouder VAN DUN: Bij interruptie wil ik terwille van de dui
delijkheid drie vragen aan de heer Crul stellen. Heeft de heer Crul er
bezwaar tegen dat het college aan de minister om financiële steun
vraagt?
De heer CRUL: Inderdaad, want dan komt het punt van de heer
Ten Wolde aan de orde.
Wethouder VAN DUN: Is het antwoord ja of nee? U zegt: colle
ge ga uw gang maar, want dan hoeft er geen raadsbesluit te worden ge-