24 APRIL 1975 344 Wethouder VAN DUN: Fijn.' Logischerwijs luidt dan de derde vraag: is het dan zo bezwaarlijk voor de heer Crul dat het een raadsbe sluit wordt. C'est tout. De VOORZITTER: Nu gaat de heer Crul zijn betoog vervolgen. De heer CRUL: Het gaat over het "groene licht" en de opmer king van de heer Van Dun -- naar aanleiding van de interruptie van de heer Beckers -- dat wij op dit ogenblik besluiten nemen die van vér gaande betekenis zijn en dat men van goeden huize moet komen om daar nog iets aan te veranderen. Die uitspraken zijn naar onze mening met elkaar in strijd. Op grond daarvan komen wij tot de conclusie dat wij aan de hand van de informatie waar wij nu over beschikken niet in staat zijn een besluit te nemen. Het college, de V.V. D. en het C. D. A. willen aan de punten I en II een vérgaande betekenis toekennen die wij er niet aan willen geven. Wij willen daarover op dit ogenblik nog geen uitspraak doen. Aan de hand van door de minister verstrekte informatie en aan de hand van de alternatieven die wij zelf aan het on derzoeken zijn en die wij in de commissievergadering ter tafel hebben gelegd, wensen wij in een goede afweging van alle mogelijkheden tot de voor de stad Breda meest gewenste oplossing te komen. Hiermee heb ik naar ik meen de vraag van de heer Geene beantwoord. Op grond van de overwegingen die wij hebben aangevoerd ver zoeken wij de raad nog eens met klem onze motie in overweging te ne men en op grond van de feiten die in een later stadium ter tafel komen opnieuw in essentie over de kwestie te spreken. In dit verband is van belang dat wij, zoals ik in eerste instantie in zekere zin al heb gezegd, ons op grond van de genoemde argumenten niet in staat achten vana vond aan de besluitvorming over het preadvies deel te nemen. Wellicht krijgen wij later, afhankelijk van het antwoord van het college, nog de gelegenheid om daarop terug te komen. De heer VAN DUIJL: Ik kan niet laten de heer Crul een vraag te stellen. In zijn eerste betoog heeft hij gezegd dat hij reeds sinds 1970 met de Haagse Beemden bezig is. Aangezien hij heeft gezegd dat zijn groepering er nog niet aan toe is een besluit te nemen, moet ik wellicht veronderstellen dat de heer Crul nog eens vijf jaar nodig heeft om tot besluitvorming te komen. Of moet ik uit zijn reactie conclude ren dat hij geen besluit durft te nemen en dat hij alleen maar tegen de minister aanleunt, in het besef dat hij bij een positieve beslissing van de minister wellicht eveneens een positieve beslissing zal nemen? De heer OOMEN: Heeft u onze motie eigenlijk wel gelezen? Daar staat in op grond waarvan wij van mening zijn dat er thans geen besluit moet worden genomen. Wij willen pas een besluit, als wij over bepaalde gegevens van de minister en van het college beschikken zo dat er over alle drie de "mitsen" duidelijkheid bestaat. Daarbij verke ren wij in het goede gezelschap van de heer Ten Wolde, die eigenlijk in dezelfde richting wil gaan aangezien hij éérst de financiën wil zien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 344