347 24 APRIL 1975 ten. Waarom spreekt u anders over "een sprong in het duister"?.' De heer CRUL: Sedert 1970 vragen wij om het afwegen tegen elkaar van allerlei mogelijkheden. Op dit ogenblik voldoet de minis ter aan dat verzoek; mede op grond daarvan zijn wij tot een bepaald standpunt gekomen. De heer DEES; Ik wil erop wijzen dat de heer Crul en de zijnen op 14 februari 1974 tegen het toen aan de orde zijnde voorstel hebben gestemd, waarmee zij bepaalde intenties hebben aangegeven. Wan neer men het niet eens is met de afpaling van de "mitsen" en met de gefaseerde besluitvormingsprocedure, moet men daarvoor de verant woordelijkheid durven te dragen. Men moet dan zijn kiezers vertegen woordigen en ook nu volmondig "nee" durven te zeggen. Dit laat men na, hetgeen ik betreur, vooral omdat naar onze opvatting vanavond zakelijk gezien een behoorlijke discussie is gevoerd. De verhoudingen waren emotioneel gezien niet zo gepolariseerd als in vorige raadsver gaderingen. Mijn fractie vond dat een winstpunt, maar wanneer men zich nu aan de besluitvorming onttrekt, draagt dat niet bij tot werkba re verhoudingen in deze raad. De VOORZITTER: Zo ver is het nog niet. De heer WELSCHEN; Het spijt mij dat ik het gevoel krijg dat ik nog een kleinigheid moet opmerken. Ik heb de indruk dat er aller lei misverstanden heersen en dat men langzamerhand over de kwestie zelf heen tot de kiezers aan het spreken is en een soort campagne voert. Wanneer begrippen als "durven" aan de orde komen, gaan wij naar ik meen de verkeerde kant op. Ik wil nog een keer heel kort aan geven wat voor ons geldt, waaraan ik dan enkele korte opmerkingen wil verbinden. In de eerste plaats is het voorzover wij weten niet nodig dat de raad het preadvies aanneemt om in Den Haag de gewone voortgang van de procedure te garanderen. In de tweede plaats heeft de wethou der zeer duidelijk gezegd dat het erg moeilijk zal zijn een vandaag door de raad genomen besluit ooit nog ongedaan te maken. Dit zijn twee punten die wij apart bekijken, maar die ons in een "koppelver koop" gezamenlijk worden aangeboden, hetgeen niet zo best is. Vervolgens wil ik erop wijzen dat het voor ons niet een kwes tie van niet DURVEN beslissen is. De heer DEES: Ik meen dat het formeel niet uitgesloten is over de concept-besluiten onder I en II gescheiden te stemmen. Het regle ment van orde laat dat mijns inziens toe, zodat die koppeling niet zo duidelijk aanwezig hoeft te zijn. De heer WELSCHEN: Ter verduidelijking wijs ik erop dat het niet zozeer om de koppeling tussen I en II gaat als wel om de koppe ling tussen twee gebeurtenissen. Een eerste punt is: hoe kan het colle ge in Den Haag de procedure zonder veel vertraging laten verlopen?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 347