355
24 APRIL 1975
punt in een definitief positief standpunt met betrekking tot de Haagse
Beemden zal veranderen, op basis van een bepaalde methodiek. Dat
gesprek zou tot na september kunnen uitlopen. Namens het college heb
ik de minister medegedeeld dat enig uitstel uiteraard niet uit den boze
is, als het maar niet tot volgend jaar duurt.
De heer Van Banning heeft voorts gezegd dat op zijn opmerkin
gen over de relatie tussen wonen en kleine bedrijven in de wijken nie
mand is ingegaan. Ik hoop dat hij het b. en w. niet kwalijk neemt
dat er van onze kant niets over is gezegd. Wij hebben immers voorge
steld in het programma van eisen voor de eerste woonbuurt een ruime
marge op te nemen, teneinde kleine industrie in de woonwijken moge
lijk te maken.
Met de heer Beckers ben ik het volkomen oneens, wanneer hij
enigszins ongemotiveerd concludeert dat de binnenstadsreconstructie
is uitgesteld. Waar hij dat in vredesnaam vandaan haalt, weet ik niet.
Misschien komt het van zijn achterban, maar zeker niet van dit colle
ge.
Ik kom tóe aan een reactie op het betoog van de heer Crul.
Hij heeft erop gewezen dat ik het woord "concurrentie" in de commis
sievergadering heb gebruikt maar het nu achterwege heb gelaten. Ik
heb enkele uitgangspunten aangevoerd, op grond waarvan de Haagse
Beemden zullen moeten functioneren. Eén van die uitgangspunten luid
de dat in Haagse Beemden mede de taak zal moeten worden vervuld
die in het verleden in de uitbreidingen in de randgemeenten is ver
vuld. Misschien is dat een andere omschrijving van "concurreren"
maar het laat aan duidelijkheid naar ik meen niets te wensen over.
Tot slot wil ik mèt de heer Van Banning proberen nog één keer
in het kader van deze besluitvorming een beroep op de heer Crul en
de zijnen te doen. Ik doe dit beroep in discussievorm en gewoon als
argument. Zoals uit mijn interruptie is gebleken, ga ik ervan uit dat
de heer Crul constateert dat het college op 5 december aan de minis
ter om financiële steun heeft gevraagd, dat hij het ermee eens is dat
het college ook definitief om financiële steun vraagt en dat hij het er
mee eens is dat het college gegevens en exploitatie-opzetten aan de
minister voorlegt. Terwijl het college deze stap doet, verdomt zij het
daar een raadsbesluit aan ten grondslag te leggen. Ik kan dit niet be
grijpen en ik ga mee met de raadsleden die
De heer BECKERS: De reden is eenvoudig dat wij ons op dit
ogenblik niet aan de Haagse Beemden willen binden, terwijl dit aan
het voorgestelde besluit verbonden is.
Wethouder VAN?DUN: Dan moet u consequent zijn -- ik spreek
niet over weglopen: daarvoor zijn er anderen in de raad -- en zeggen
dat u het ook niet goed vindt dat het college het doet. U vindt het
wel goed dat het college het doet, maar u wilt daar geen raadsbesluit
aan ten grondslag leggen. Het spijt mij dat ik het zo moet zeggen,