357 24 APRIL 1975 betekenis en wij vinden dat de besluitvorming in alle rust moet kunnen plaatsvinden. Wij wensen derhalve een goede afweging van belangen. Wij vertrouwen erop dat deze in de Tweede Kamer en verder in de re gering zal plaatsvinden. Aangezien de motie deze noodzakelijke goe de afweging in de weg zou kunnen staan, vinden wij haar -- mede op andere, reeds genoemde gronden -- onaanvaardbaar en overbodig. Hierna wordt de motie van de heer Geene in stemming ge bracht en met 24 tegen 13 stemmen aangenomen. VOOR hebben gestemd: de heren Visser, Koertshuis, Sandberg, Broeders, Veelenturf, Ten Wolde, Van Banning, Kramer, Suurmeijer, Van Dongen, Van Asseldonk, Gielen, Van Duijl, Taks, Van Dun, Van Graafeiland, Geene, Dees, Goos, Lambregts, Van den Wijngaard, Eissens en De Raaff en mevrouw Van Rooij-Van den Heuvel. TEGEN hebben gestemd: de heren Oomen en Crul, mevrouw Stutterheim-Edeling, mevrouw Paulussen, de heren Van Male, Dreef, Welschen, Beckers, Jongeneel, Martens, Hendriksen, Houben en Kaarsemaker. De VOORZITTER: Aan de orde is het nemen van een beslissing over het preadvies van burgemeester en wethouders. De heer Crul wenst daarover het woord. De heer CRUL: Ik hoop dat mij zal worden toegestaan een iets langere verklaring af te leggen dan bij het geven van een stemmotive- ring gebruikelijk is. Ik zal het zo vlug mogelijk trachten te doen. De leden van de federatieve fracties van Partij van de Arbeid en P. P. R. voelen zich als volksvertegenwoordigers en bestuurders van de stad in de eerste plaats verantwoordelijk voor het welzijn van de bewoners van de stad Breda, met betrekking tot de Haagse Beemden en vergelijkbare* onderwerpen. Krachtens ons bovengemeentelijk den ken, om redenen van algemeen belang en vooral uit solidariteitsover- wegingen wegen wij in ons gehele bestuurlijk en politiek handelen de belangen van de burgers buiten Breda af tegen die van onze eigen stad. Op grond van deze verantwoordelijkheden hebben de federatieve fracties een uitputtende studie gemaakt van alle aspecten die met be trekking tot de ontwikkeling van de Haagse Beemden voor Breda en daarbuiten aan de orde zijn. Onze grote èorg gaat daarbij uit naar de toekomstige bewoners van de Haagse Beemden en de consequenties voor het huidige grondgebied van Breda en zijn bewoners. Uit de door ons ingediende motie inzake deze aangelegenheid moet het duidelijk geworden zijn dat wij het onmogelijk en onverant woord vinden om op dit ogenblik een besluit over de Haagse Beemden te nemen. Wij willen geen enkele uitspraak doen: niet "ja", niet "nee" en niet "misschien". Het is op grond van de volgende overwe gingen voor ons op dit ogenblik "een sprong in het duister". Wij vinden dat er pas een besluit kan worden genomen, nadat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 357