15 MEI 1975
372
ANTWOORD.
In de periode van 1 oktober tot en met 31 december 1974 is door het
waterschap West-Brabant op verschillende regelmatig verdeelde tijdstip
pen (éénmaal per week) het zuurstofgehalte in beide compartimenten
van de Emerput gemeten. Het laagste gemeten zuurstofgehalte bedroeg
2, 3 mg per liter in het "schone" deel. Het leven in dat deel is niet in
gevaar geweest. Op hetzelfde tijdstip werd in het andere deel eveneens
het laagste 02-gehalte gemeten; dit bedroeg 6,2 mg per liter. Het ver
schil tussen beiden is te verklaren uit de aanwezigheid van beluchters
in het "vuile" deel.
In het belang van de bescherming van de kwaliteit van het water in het
"schone" deel van de put zullen de volgende maatregelen worden geno
men;
1. het gescheurde scherm zal worden vervangen door een scherm
van hetzelfde materiaal, dat beter verankerd is zowel in de
zijkanten als in de bodem;
2. het waterpeil van de Emerput zal onafhankelijk worden ge
maakt van het steeds wisselende peil in de Mark, zulks door
de Bethlehemloop plaatselijk te verleggen;
3. ook in het "schone" deel van de put zullen beluchters worden
aangebracht als extra veiligheid.
De metingsgegevens liggen ter visie in de leeskamer.
De kosten van de te nemen maatregelen worden gedragen door
C.S.M.
VRAAG (gesteld in de raadsvergadering d. d. 17-3-1975).
De heer LAMBREGTS: Zoals bekend is heb ik donderdag al iets
gezegd over de kwestie-Tuinzigt, waarover ik nu zeer in het kort twee
vragen wil stellen.
De kwestie is niet nieuw; zij is al sedert 1966 in commissies en
raad aan de orde, in 1970 is de materie nogmaals behandeld en in 1972
is de beslissing bekrachtigd. Nadat in de commissies uitgebreid aan
dacht aan het onderhavige ingekomen stuk was besteed, was de conclu
sie dat dit verder door het college zou worden behandeld, zodat de
C. D. A. -fractie zeer benieuwd was naar het door b. en w. te geven
antwoord. Door het bijzonder lang uitblijven van een oplossing voor de
wijk Tuinzigt en tevens naar aanleiding van het antwoord op de tarief
zijn wij over twee punten bezorgd, maar wij hopen dat deze bezorgd
heid kan worden weggenomen. De twee punten zijn de volgende:
In het antwoord schrijft het college dat in mei 1974 een gesprek met de
werkgroep is gevoerd, hetgeen inderdaad het geval is. Daarbij zou zijn
medegedeeld dat het project in Tuinzigt niet meer nr. 1 op de priori
teitenlijst was. Aangezien dit echter bij de werkgroep niet duidelijk
is overgekomen, wil ik het college vragen of het kan nagaan of deze
mededeling in mei inderdaad is gedaan.
De tweede vraag naar aanleiding van het antwoord heeft betrekking op
de aankondiging van het college dat opnieuw zal worden bezien in hoe
verre de prioriteiten in Tuinzigt met het oog op de aanwezigheid van
noodaccommodatie nog van kracht zijn. Wij zouden het zeer op prijs
stellen als b. en w. ons vervolgens --ik geloof dat ik in deze kwestie