395
15 MEI 1975
tot dit jaar af te grenzen. Wij menen dat er een zeer grote hoeveelheid
monumenten in onze stad aanwezig is, die hopelijk nog lange jaren
zullen worden gehandhaafd.
Wij zullen dan ook acties moeten ontketenen om die monumen
ten inderdaad te laten staan en dan niet alleen gedurende de eerstko
mende tientallen jaren. Als symbool van het verleden zullen zij een
aantrekkelijk cultuur-historisch karakter aan de stad moeten geven.
De heer Oomen heeft naar een inventarisatie van de monumen
ten in Breda gevraagd. U weet dat het er op het ogenblik 400 of meer
zijn. Er is al een globale inventarisatie gemaakt, die ook ter kennis
van de commissie van culturele zaken is gebracht. Op dit moment
houden wij ons bezig met de vraag hoe de onderhoudstoestand van de
monumenten is. Dit vereist een zorgvuldig onderzoek waarmee vele
mandagen, misschien zelfs jaren, gemoeid zijn. Uiteraard kan ik u
daarover op dit moment geen informatie verschaffen, maar wij hebben
toegezegd dat wij zo snel mogelijk inlichtingen zullen geven, onder
meer over de onderhoudstoestand van de verschillende monumenten.
Eén van de kernvragen is natuurlijk welke financiële mogelijk
heden voor verbetering aanwezig zijn. Ik moet u zeggen dat het er wat
dat betreft eigenlijk een beetje droevig uitziet, dit ondanks het feit
dat de regering, zij het mondjesmaat, het budget voor monumenten
zorg enigszins heeft verhoogd. Met dat budget is het niet mogelijk ge
bleken méér waar te maken dan toezeggingen uit het verleden en het
honoreren van aanvragen uit de jaren 1971 en 1972. Daarnaast zijn er
gelukkig nog wat andere mogelijkheden in het kader van de rehabili
tatieregeling en wellicht ook in het kader van de D. A. C. W. -regelin
gen. Aan de andere kant moeten wij ervoor oppassen dat wij de
D.A.C. W. niet als toverwoord voor elk project gaan gebruiken, want
ook daaromtrent dienen zorgvuldige besluitvorming en een zorgvuldige
afweging aan verschillende criteria plaats te vinden. Er kunnen op dit
moment al voorbeelden van het werken met deze regeling worden ge
noemd, terwijl er ook met de rehabilitatieregeling al successen zijn
geboekt. Het college zal diligent zijn om dit soort methodes ten aan
zien van de restauratie van het historisch stadsbezit te kunnen toepas
sen. Dat de monumentenzorg en het bewaren van het cultuur-historisch
karakter van deze stad alleen de wethouder van cultuur zouden regarde
ren is volkomen onzin, want het totale college heeft ingevolge de op
dracht die het in het pofitiek programma heeft meegekregen de zorg
voor het bewaren van het cultuur-historisch karakter van onze stad. U
vindt daarover dan ook bepaald meer dan één passage in het recentelijk
uitgekomen rapport omtrent de binnenstad.
Wat het functioneel gebruik van monumenten betreft mag ik
erop wijzen dat er natuurlijk nog vele wensen leven, maar dat nu niet
meer wordt gevraagd dan een intensivering van wat er thans reeds
plaatsvindt. In dit verband wijs ik op het stedelijk museum en de
Beyerd. Zo zijn er natuurlijk nog tal van andere wensen en het college
zal bekijken wat daaromtrent voor mogelijkheden bestaan; overigens
bevinden wij ons momenteel zelf in een monument.
De heer Oomen heeft een viertal zeer concrete vragen gesteld.
In de eerste plaats sprak hij over het bedrag van 19. 000, -- uit de
begroting voor het aanstralen, waarbij hij vroeg of er een mogelijkheid