T
40
13 FEBRUARI 1975
gedeputeerde staten en het college van b. en w.
Bij die gelegenheid is -- volgens het krantebericht -- ook gespro
ken over het tracé van de weg Breda - Baarle-Nassau of gedeelten
daarvan.
1. Heeft het vermelde gesprek inderdaad plaatgevonden;
2. kan worden medegedeeld, welke informaties g.s. over bedoelde
weg hebben verstrekt;
3. kan het college mededelen in hoeverre deze informaties in over
eenstemming of strijdig zijn met de door de raad destijds aange
nomen motie ter zake.
ANTWOORD.
Op 7 november 1974, hebben de wethouders Van Dun en Van Graafei-
land een gesprek gehad met de heren Brokx, Van dei Heijden en Siep-
man, leden van gedeputeerde staten van Noord-Brabant.
In dat gesprek zijn de moties van de raad van Breda met betrekking tot
de weg Breda- Baarle-Nassau en de doortrekking van rijksweg 58 tus
sen Bavel en de E 10 aan de orde geweest.
De heer Brokx heeft in dit verband medegedeeld, dat het thans zeker
is, dat het rijk de doortrekking van rijksweg 58, gedeelte Bavel-Hazel-
donk, gaat realiseren. De doortrekking staat op het uitvoeringsprogram
ma van rijkswaterstaat en in de begroting 1975 van verkeer en water
staat. Het provinciaal bestuur acht de realisering van dit weggedeelte
een van de meest urgente projecten in de provincie.
Vast staat eveneens, dat de provincie de omleiding Ulvenhout gaat re
aliseren volgens het reeds vastgestelde tracé. Het ligt in de bedoeling
de Allerheiligenweg door te trekken naar de rijksweg tussen Bavel en
Hazeldonk en deze dan verder aan te sluiten op de bestaande weg
Chaam- Baarle-Nassau. Over het tracé ten Zuiden van de doorgetrok
ken rijksweg 58 bestaat nog geen enkele zekerheid; daarover zal nog
een inspraak-procedure worden gehouden.
Genoemde wethouders hebben in dit verband de motie van de raad met
betrekking tot de weg Breda- Baarle-Nassau aan de orde gesteld.
Gedeputeerde Brokx heeft als standpunt van het provinciaal bestuur in
deze naar voren gebracht, dat dit bestuur zich verantwoordelijk acht
voor het zo spoedig mogelijk ontlasten van de dorpskern van Ulvenhout
van het vele doorgaand verkeer. Het standpunt van de raad van de ge
meente Breda komt er'nl iii feite op ineei.dat hef doorgaartde, vetteer, da
gelijks f2,000 tot 16.000 voertuigen, zich door de nauwe dorpsstraat
van Ulvenhout moeten blijven wringen met alle nare gevolgen van
dien voor de bevolking.
Deze situatie is voor het provinciaal bestuur onaanvaardbaar, omdat
dit bestuur zijn eigen verantwoordelijkheden heeft.
Als een zware verantwoordelijkheid ziet het momenteel de zorg voor
de omleiding van het Verkeer in Ulvenhout, zoals boven aangegeven.
Ons antwoord op uw laatste vraag willen wij opschorten tot na ontvangst
van de door gedeputeerde Brokx toegezegde informatieve brief van
het provinciaal bestuur aan de gemeente Breda. Wij menen dat het de
bedoeling is dat daarin ook om verduidelijking van de bezwaren van de
raad, zoals wij die hebben geformuleerd in onze brief van 27 april 1973
aan het provinciaal bestuur, wordt gevraagd.
Wij verwachten deze brief thans spoedig.