15 MEI 1975 434 basis waarvan men een tarief bepaalt. Dit is volkomen logisch en naar mijn gevoel niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. De heer KAARSEMAKER: Dit houdt dus in: de toepassing van het profijtbeginsel bij het nieuw te bouwen zwembad "Het Ei". Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ik geloof dat de heer Kaarse maker nog eens even moet nagaan wat het profijtbeginsel inhoudt. Dit staat naar ik meen in les 3 van de lessen voor de gemeenteraad, waar in wordt uiteengezet wat het verschil is tussen het profijtbeginsel en andere beginselen, die met sociale tariefstelling te maken hebben. Ik verwijs de heer Kaarsemaker daar graag naar. Ik kom toe aan een behandeling van de ingediende moties, al lereerst van de motie, ingediend door de fracties van C.D. A. en V. V. D. Op de geschiedschrijving die in de punten a t/m d wordt gege ven valt niets aan te merken: zij komt neer op de constatering van het feit dat men op een gegeven ogenblik tot de conclusie komt dat de ge dachten die men omtrent de voortgang van het project had niet in over eenstemming waren met het feitelijk verloop, dat enigszins anders is dan men wenselijk acht. Het college is van mening dat wij als uitgangspunt bij de inter pretatie van punt e zouden moeten nemen dat er geen "goudgerand bad" komt en dat het bad op de wensen van de bewoners zal worden afgestemd. In dit verband moge ik verwijzen naar de brief die hedena vond op onze tafels is gelegd en waarin speciale aandacht wordt ge schonken aan hetgeen men op het gebied van de inrichting van de ge meente verwacht. Wanneer wij dit uitgangspunt nemen, menen wij het bedrag van 2 if. 2,5 miljoen te moeten interpreteren als bedrag waarvan het college zal uitgaan bij de beoordeling van de mogelijkhe den om met een dergelijke investering snel tot realisering van een bad te komen. B. en w. zien het in de motie genoemde bedrag derhalve als een richtinggevend element en een bepaling van ruimte. Dit houdt overigens wel in dat er het een en ander zal moeten gebeuren. Er zal met de inspraakcommissie moeten worden gesproken, omdat hier duide lijk sprake is van een kwantificering van de mogelijkheden, iets waar trouwens de inspraakcommissie zelf geregeld om vraagt; men vraagt daarbij niet zo zeer om een bedrag, maar wel om meer "handvatten". Voorts zal de dienst van openbare werken de opdracht moeten krijgen om na te gaan in hoeverre men met deze limiet tot een bad kan komen dat kwalitatief aan de eisen voldoet. Tevens zal het college moeten nagaan welke budgettaire consequenties een dergelijke limitering tot het genoemde bedrag voor het gemeentelijk budget zal hebben. Wij zijn van plan dit op korte termijn in gang te zetten. De heer CRUL: Betekent dit dat het college van mening is dat de huidige redactie van punt e onaanvaardbaar is? Wethouder VAN GRAAFEILAND: Het college is precies van me ning wat ik zeg. De indieners van de motie spreken een mening uit; wij zijn van mening dat wij het genoemde bedrag eerst eens aan de mo gelijkheden moeten toetsen. Wij weten voorts dat de motie is ingediend met het oogmerk de procedure te versnellen. Een en ander houdt in dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 434