15 MEI 1975 436 met de interpretatie en de toelichting die het college heeft gegeven voor het college aanvaardbaar. De heer CRUL: Kan het college ook op punt 2 en 3 van de mo tie van C. D. A. en V. V, D. nog even ingaan? Wethouder VAN GRAAFEILAND: Punt 2 is volgens mij tamelijk duidelijk. Daarin wordt het college gevraagd een aantal op dit gebied deskundige bouwbedrijven uit te nodigen een offerte uit te brengen. Het lijkt ons geen probleem om dit te doen en ik meen dan ook dat het geen zin heeft op elementen van de motie in te gaan waarmee men zich kan verenigen. Dit geldt ook voor "het laten beoordelen van de plannen door de inspraakcommissie". Ik meen dat er met het oog op de inspraakcommissie twee dingen moeten gebeuren. In de eerste plaats moet op zeer korte termijn met deze commissie een gesprek worden begonnen over de consequenties van aanvaarding van deze motie en over de vraag of men het daarmee eens is. In de tweede plaats dient de vraag aan de orde te komen wat in het vervolg de plaats van de inspraakcom missie zal zijn en op welke wijze men daarin denkt te participeren. In de motie van de federatie komen enkele elementen voor waarmee duidelijk op het initiatief-voorstel wordt voortgeborduurd. In dit verband wijs ik op punt 3 en op punt 4, dat daarmee wordt verbon den door de woorden "met het oog daarop". Mijns inziens dat was ook wel duidelijk -- zijn deze elementen voor het college niet aan vaardbaar. Dit geldt ook voor punt 6. Uit hetgeen ik daaromtrent al heb opgemerkt zal men hebben kunnen afleiden dat wij menen dat het geen zin heeft de raad een voorstel, als in dit punt omschreven, te doen. Een dergelijk voorstel zou tot een krachteloos besluit leiden, een besluit zonder enige materiële inhoud, waartoe wij mijns inziens de raad niet zouden moeten uitnodigen. Alles bijeen genomen ontraden wij de raad het aannemen van de door de heer Hendriksen ingediende motie. De heer HENDRIKSEN: Wij hebben in de schorsing de twee mo ties naast elkaar gelegd, waarbij wij tot de conclusie zijn gekomen dat onze eigen motie toch de beste was. Dit neemt echter niet weg dat be paalde elementen van de motie van C. D. A. en V. V. D. ons aanspreken en dat wij voorts met betrekking tot enkele punten van deze motie voor stellen zouden willen doen. Wij zijn het ermee eens dat in de punten a t/m d een situatiebeschrijving wordt gegeven, maar ook voor ons ligt bij punt e een grote moeilijkheid. Wanneer een bedrag van 2 5 2, 5 miljoen wordt genoemd, legt men naar ons gevoel de inspraak commissie daarop vast. In die commissie is altijd gesproken over een bad, waarvan de kosten 5 of^ 6 miljoen -- misschien wel 7 miljoen of nog meer -- zouden moeten bedragen. Er zijn richtlij nen genoemd en het bedrag van de motie valt dan ook wel heel plotse ling uit de lucht. Op diti ogenblik kunnen wij niet overzien of voor het in de motie genoemde bedrag een redelijk zwembad kan worden ge bouwd of dat hier misschien een voorgefabriceerd plastic zwembadje voor achter in de tuin wordt bedoeld. Onzes inziens zou wèl moeten worden vastgesteld dat er een sober, gematigd bedrag voor herbouw van het zwembad "Het Ei" zou moeten worden uitgetrokken, waarmee men

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 436