460
19 JUNI 1975
Op grond van deze overwegingen en argumentaties heeft de
werkgroep Richting besloten de subsidie aan te nemen en de vormings
werker in dienst te nemen. Mijns inziens liggen hierin twee belangrij
ke gegevens besloten. In de eerste plaats worden deze activiteiten door
het particulier initiatief geëntameerd en in de tweede plaats worden zij
financieel mogelijk gemaakt door de centrale overheid, die daarmee
erkent dat zij een verantwoordelijkheid heeft die anders ligt dan bij de
gemeente. De subsidie van 4. 000, -- die in dit preadvies wordt
voorgesteld te verlenen is dan ook geen financiële bijdrage in de acti
viteiten, maar een bijdrage in de huisvestings- en apparaatskosten,
een stukje voorwaardenbeleid dat naar de mening van de centrale over
heid tot de gemeentelijke taak behoort.
Voor het geval dat deze bijdrage niet zou worden verleend,
doet zich meteen de vraag voor wat de alternatieven zijn. In dat ver
band rijst onmiddellijk de vraag waarom deze functionaris bijvoorbeeld
niet in het verband van de wereldwinkel kan worden ingepast. De werk
groep Richting meent dat haar doelstelling duidelijk ruimer is geformu
leerd en dat daarbij van een onpartijdige en deskundige voorlichting
wordt uitgegaan; op die manier krijgt de vormingswerker meer armslag
en kan hem niet reeds bij het begin van zijn activiteiten een etiket
worden opgeplakt, bijvoorbeeld het etiket van de enigszins eenzijdige
oriëntatie van de wereldwinkel. Te dien aanzien kan ik het standpunt
dat ik als gewoon raadslid heb ingenomen nog steeds onderschrijven.
Ik kom toe aan de voorwaarden van het preadvies, waarover de
heer Visser --in het bijzonder over de eerste voorwaarde een zeer
duidelijke vraag heeft gesteld. In de eerste plaats wordt een pluriform
karakter van de bestuursstructuur gevraagd, een voorwaarde die overi
gens de werkgroep Richting zelf heeft aangedragen. De samenstelling
van het stichtingsbestuur die dit "voorwerk" heeft gedaan draagt nog
steeds een voorlopig karakter. Nu men iemand in dienst neemt en de
verantwoordelijkheid voor een persoon krijgt, moet het bestuur naar ik
meen ook zelf voorwaarden scheppen waaronder ten eerste de doelstel
ling kan worden gewaarborgd en ten tweede van een zekere continuï
teit sprake is. De werkgroep Richting heeft in het kader van haar subsi
die-aanvrage toegezegd dat er een organisatiemodel komt en zij heeft
tevens aan mij de toezegging gedaan dat bij het zoeken naar geschikte
bestuursleden van de pluriforme samenstelling van het bestuur zal wor
den uitgegaan en dat ook een aantal deskundigen zal worden aange
trokken. Mijns inziens is dat geen mededeling die men voor kennisge
ving kan aannemen om vervolgens af te wachten wat er van komt. In
tegendeel; de werkgroep Richting heeft duidelijk onder die voorwaarde
subsidie aangevraagd en daarom is die voorwaarde dan ook in het
voorstel opgenomen. Wanneer de werkgroep Richting zich duidelijk
zou transformeren in een actiegroep die bijvoorbeeld slechts één be
paalde politieke kleur zou verkondigen en die misschien van een vorm
van indoctrinatie zou uitgaan -- ik zeg overigens niet dat dit zal ge
beuren --, met andere woorden; wanneer de werkgroep één actiemodel
zou gaan hanteren, zou zij wellicht haar doelstelling moeten wijzigen,
maar zouden in ieder geval de omstandigheden waaronder zij subsidie
heeft aangevraagd gewijzigd zijn, zodat er van een volkomen ander
preadvies sprake zou moeten zijn.
Drie fracties hebben naar ik meen elk een andere mening ver-