19 JUNI 1975
469
cieel minst draagkrachtige bewoners zijn, dat een tarief in een algeme
ne tariefstructuur dient te passen en -- last but not least -- dat het col
lege bij de voorbereidingscommissie niet de indruk moet wekken dat de
tariefstelling voor dit bad anders wordt benaderd dan de tariefstelling
voor bijvoorbeeld andere recreatieve baden.
Ik acht het wenselijk enkele opmerkingen te maken over de be
grippen die de heer Martens ten tonele heeft gevoerd. Hoewel ik niet
verwacht hem te kunnen overtuigen, lijkt het mij nuttig hem enkele
gedachten ter overweging mee te geven. In het stuk van de voorberei
dingscommissie is het begrip "draagkracht" opgevoerd, terwijl de heer
Martens de begrippen "profijtbeginsel" en "sociaal tarief' aan de orde
heeft gesteld. Overigens wordt geen van de drie begrippen duidelijk ge
definieerd, hetgeen ik enigszins betreur omdat daarmee de discussie
natuurlijk niet al te zeer is gediend. Betoogd wordt dat de overheid re
kening moet houden met de draagkracht en dus sociaal verantwoorde
tarieven moet opstellen. In dit verband lijkt het mij goed duidelijk te
maken dat een draagkrachtbenadering en sociale tariefstelling niets
met elkaar te maken hebben. Bij een draagkrachtbenadering wordt ver
ondersteld dat men een ieder naar eigen financiële mogelijkheden be
last, hetgeen in dit geval wil zeggen dat men op basis van bijvoorbeeld
het belastbaar inkomen aan iedere bezoeker van "Het Ei" een verschil
lend tarief in rekening zou brengen. Als zij even over dit vraagstuk na
denkt, zal naar ik meen oók de linkse groepering inzien dat een derge
lijk systeem grote flauwekul is en dat men het niet kan toepassen; het
zou betekenen dat iedere bezoeker bij de ingang van ftifef Ei" zijn in
komstenaangifte zou moeten tonen.
Hiermee wil ik aangeven wat een draagkrachtbenadering in
houdt als men over tariefstelling spreekt.
Vervolgens iets over het profijtbeginsel. Het profijtbeginsel
houdt in dat de bijdrage van iedere burger in verhouding dient te staan
tot de mate waarin profijt van een voorziening wordt getrokken. Daar
bij spelen twee aspecten een rol: de kostprijs van de voorziening, waar
op ik straks terugkom, alsmede het belang dat de burger door de mate
van gebruik bij de voorziening heeft; ook dit belang is een duidelijk
element in de toepassing van het profijtbeginsel. Welnu, in dit geval
is er een aantoonbare prestatie van de overheid in het geding, die men
aan de mate van gebruik van het bad kan meten. Iedereen die hier in
alle redelijkheid over wil denken en spreken zal tot de conclusie komen
dat men hier een tariefstelling in het kader van het profijtbeginsel dient
toe te passen.
Noch de draagkrachtbenadering, noch het profijtbeginsel heeft
echter iets met een sociaal tarief te maken. Ik weet niet precies hoe
de situatie in Teteringen is; dat zou dan de definiëring zijn van
De heer MARTENS: Dat gaat inderdaad via de inkomstenbelas
ting. Spreiding van inkomens.'
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Dat is dan geen sociaal tarief,
maar een vorm van tariefstelling naar draagkracht. Een sociaal tarief
is een tarief dat voor iedere gebruiker, dus afgezien van draagkracht,
lager is dan de kostprijs waar het tarief op gebaseerd zou moeten zijn
en dat derhalve niet kostprijsdekkend is. Dit houdt in dat de gemeente