470 19 JUNI 1975 door in dit geval een sociaal tarief toe te passen iedere gebruiker zou subsidiëren, ongeacht de vraag of hij dat nodig heeft. In algemene zin is de vraag actueel -- die hier overigens niet hoeft te worden be antwoord -- of de sociaal zwakken met een sociaal tarief in deze zin wel zo gediend zijn. Omdat het bij een gemeentelijk budget uit de lengte of uit de breedte moet komen, leidt het vaststellen van een ex tra laag tarief er alleen maar toe dat anderen in algemene zin meer be lasting moeten betalen, hetgeen -- ook de heer Eissens doelde daarop -- discriminerend voor iedereen is. Dit betekent dat onze opvatting volstrekt juist moet worden geacht, zodat in dit verband bij een tarief stelling voor het gebruik van zwemwater iedereen over één kam moet worden geschoren en hetzelfde moet betalen. Overigens is er reeds sprake van een sociaal tarief aangezien de zwembadexploitatie niet kostprijsdekkend is. Het is duidelijkcdat de heer Hendriksen altijd maar doorgaat.' Voor mijn gevoel was hij voor een deel ook enigszins buiten de orde, maar in ieder geval was zijn betoog een duidelijke herhaling van het geen in de vorige vergadering aan de orde is geweest. Hij heeft gecon stateerd dat alle raadsleden in de vorige vergadering van mening wa ren dat de opstelling ten koste van de inspraak is gegaan. Ik heb daar overigens zeer weinig van gemerkt en ik had de indruk dat alleen de groepering waartoe de heer Hendriksen behoort deze mening is toege daan. De heer HENDRIKSEN: Wij hebben deze kwestie diep in de nacht aan C. D. A. en V. V. D. voorgelegd en toen is er in het geheel geen antwoord gekomen. Wie zwijgt stemt toe.' Wethouder VAN GRAAFEILAND: Als met betrekking tot alle ele menten waarop de heer Hendriksen zwijgt door ons wordt aangenomen dat hij het er in alle opzichten mee eens is, dan kunnen wij daarvan op zijn minst een uitgebreid gebruik maar naar ik meen ook misbruik maken. Wij zullen dat dan ook maar niet met elkaar afspreken.' Als er dan geen verslag zou zijn van het gesprek dat de bewo ners met mij hebben gevoerd, zou ik erop willen wijzen dat de conclu sie van de bewoners, inhoudende dat er in één dag een programma van eisen in elkaar zou moeten worden getimmerd, natuurlijk onjuist is. Ik weet niet of die conclusie is getrokken, maar zij is in ieder geval niet juist. De procedure is aan het begin van dit jaar gestart, men is al langdurig met de inspraak bezig, er zijn al diverse vergaderingen aan deze problematiek gewijd en men was al een heel eind op weg. Het was dan ook in alle realiteit mogelijk de vrijdag daaraan volgend tot een afronding van het programma van eisen te komen. In de vorige raadsvergadering hebben wij uitgebreid gesproken over de inspraak en over het feit dat men nooit te oud is om te leren en ook van zijn fouten moeu-leren. Ik heb evenwel de indruk dat de heer Hendriksen de fouten enigszins anders interpreteert dan ik. Uit de inspraakverslagen blijkt naar mijn mening dat de bewoners maar aan één ding behoefte hebben gehad, namelijk dat voor bepaalde onderwer pen vooraf grenzen zouden zijn bepaald. De heer Hendriksen heeft nu betoogd dat er vooraf veel te veel grenzen zijn bepaald en dat dit bij de inspraak een nadeel zou zijn. Als wij iets uit deze procedure zouden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 470