472 19 JUNI 1975 wil zeggen en met welke problemen men daarbij te maken krijgt. Hij heeft gezegd dat de bewoners maar aan één ding, namelijk grenzen, behoefte hebben. Hoe weet hij dit? De grenzen waar de bewoners be hoefte aan hebben gehad-waren in feite van politieke aard; zij wilden namelijk weten hoeveel het zwembad zou gaan kosten en dat is een vraag die direct met de wethouder en met de raad moet worden bespro ken. Het stellen van grenzen is niet eenvoudig. Naar mijn gevoel kan men grenzen waarbinnen moet worden gewerkt niet bepalen in een eerste gesprek met de groepering die over inspraak gaat praten. Wet houder Van Graafeiland heeft gezegd dat hij van de procedure heeft ge leerd dat er grenzen moeten worden bepaald, maar als men tijdens een eerste gesprek reeds grenzen bepaalt, schermt men in feite iedere flexi bele opstelling van ambtenaren en vooral ook van de "insprekers" bij het proces af. Er kunnen in een dergelijk proces allerlei dingen gebeu ren en alles wat er gebeurt moet de mogelijkheid krijgen om te worden uitgewerkt. Inspraak is iets dat men niet in enkele dagen en ook niet in enkele maanden voor elkaar kan krijgen, maar dat meer tijd in be slag neemt dan de besluitvormingsprocedure waaraan wij hier in de raad gewend zijn. Ik betreur het dan ook dat de wethouder heeft gezegdudat hij geen behoefte aan verdere gesprekken met de inspraakcommissie heeft. Als wij namelijk eerlijk zijn, moeten wij vaststellen dat deze vorm van inspraak van wijkbewoners eigenlijk als een experiment op touw is ge zet. Afgezien van het verdere verloop, ben ik van mening dat de ge meente de eer aan zichzelf moet houden door bereid te zijn de gang van de zaken te evalueren teneinde te weten te komen hoe de bewoners de procedure hebben ervaren en welke verbeteringen bij volgende in spraakprocedures zouden kunnen worden aangebracht. De heer MARTENS: Ik zal proberen de linkse visie op de sociale tarieven te geven, maar ik heb inmiddels begrepen dat het erg moei lijk is de wederzijdse bedoelingen duidelijk te maken. Een sociaal ta rief is uiteraard voor iedereen gelijk, maar men zou bijvoorbeeld via de belastingen -- spreiding van inkomen -- met belastinggelden een extra stimulans voor de subsidiëring van de tarieven kunnen geven. Wij zijn van mening dat in Breda de tarieven voor alle zwembaden gelijk moeten zijn. Zoals onder meer blijkt uit de cijfers die ik in mei heb genoemd, wonen in de wijk waarin "Het Ei" gelegen is nu niet de men sen met de dikste portemonnee; het tegendeel is het geval. Wij zijn van mening dat er in verband daarmee een flinke subsidie moet worden gggeven en dat de daarvoor benodigde gelden uit de algemene midde len of uit de belastingen moeten komen. Met het begrip "minst draagkrachtigen" hebben wij allen veel moeite, maar men kan toch niet veronderstellen dat er in de Gerardus Majellawijk of in het Westeinde mensen met een hoog inkomen wonen. Het rapport van Monique ter Berg bewijst bijvoorbeeld duidelijk dat in Haagpoort slechts 35 °]o van de inwoners met vakantie gaat. Dergelijke gegevens hebben wij niet uit de lucht gegrepen; zij zijn wel degelijk uit een gedegen onderzoek gebleken en op grond daarvan zijn wij van mening dat er een sociaal tarief tot stand moet komen dat voor ieder een betaalbaar is. Het is ongewenst dat een gezin met drie kinderen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 472