496 19 JUNI 1975 tuurlijk kan men daarover discussiëren en verschil van inzicht hebben, maar de nota is in ieder geval verspreid en bevindt zich wel degelijk bij het onderwijs. De heer HENDR1KSEN: N5 de besprekingen met de scholenverte- ge nwoordigingen.' De VOORZITTER: Dat is juist, maar de nota is dus niet achter gehouden. De heer Welschen heeft gezegd dat er "naar een bepaalde factor zou zijn toegepraat". Ik kan mij niet herinneren dat wij hebben toege zegd dat het overleg op basis van de nota zou worden gepleegd, maar ik wil alle notulen nog wel eens op dat punt nalezen. Voor zover ik mij herinner is er alleen een toezegging met betrekking tot het overleg zelf geweest. Het overleg is mijns inziens volledig open geweest, ter wijl er naar ik meen niet van deze kant "naar een bepaald resultaat is toe gepraat". Ik wil de raad de moeilijkheden op het gebied van de factor vakonderwijs -- men weet dat ik daar zelf ook wat moeite mee heb -- niet onthouden. In het gesprek zijn naar aanleiding van de bespreking in de commissie voor onderwijs en in de raadsvergadering allerlei din gen aan de orde geweest die zelfs in de nota niet worden behandeld. Welke elementen zijn in verband met de factor vakonderwijs van be lang? Naar mijn mening zijn dat: de hoogte van de factor, de flexibi liteit met betrekking tot de toepassing en het vraagstuk van de constant heid. Over de hoogte van de factor kan men enorm lang discussiëren. De inzichten over de plaats van het vakonderwijs op de basisscholen verschillen sterk. Laat ik mij nu niet de deskundigheid om het te kun nen weten aanmatigen, maar het is natuurlijk bekend dat er sterk ver schillende inzichten bestaan. Ik zou bij hetgeen de heer Koertshuis heeft gezegd het volgende willen aantekenen. Volgens sommige rich tingen zou het vakonderwijs zijn deel moeten hebben in de bekwaam heid van het onaerwijsteam van de basisschool; het zou de beste situa tie zijn dat men aanvullend in een team de verschillende deskundighe den op het terrein van het vakonderwijs zou hebben. Men ziet dan ook dat bij de opleiding van jonge leerkrachten en het aanstellingsbeleid van de schoolbesturen met die elementen rekening wordt gehouden. Eén van de moeilijkheden is de totstandbrenging van de begeleiding van de leerkrachten bij het basisonderwijs op deze terreinen. Deze be geleiding wil men in Breda voor de muzikale vakleerkrachten op touw zetten, maar het is moeilijk voor het beschikbare salaris goede krach ten te krijgen. Men kan daar verschillend over oordelen, maar ik vol sta met erop te wijzen -- dat is meermalen in deze raad en in de com missie aan de orde geweest -- dat zich allerlei denkrichtingen aan het ontwikkeien zijn. Op een gegeven ogenblik wil ik daar best mijn oor deel over geven, maar ik doe dat dan met vrij veel voorzichtigheid omdat wij ons in een situatie bevinden die duidelijk nog niet is gestabi liseerd. De hoogte van de factor blijft arbitrair. Niemand van ons zal durven zeggen dat hij precies weet hoe het zou moeten zijn. Wèl is het de raad bekend dat de factor 1,5 door de inspectie is geadviseerd, dat deze factor in Brabant wordt toegepast in Eindhoven en Tilburg en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 496