502
19 JUNI 1975
op grond daarvan hebben zij weinig moeite met het voorstel.
De heer WELSCHEN: Gezien de toelichting besluiten wij hier
tevens over de hoogte van de factor voor de komende jaren. U hebt het
begrip "constantheid" ingevoerd en wij spreken dus, hoewel dat in het
voorstel staat, niet alleen over 1975, maar ook over de vaste voorne
mens voor de komende jaren.
De heer KOERTSHUIS; Dat is juist. In verband daarmee en te
vens op grond van het feit dat er zojuist een motie is ingediend, zou ik
willen vragen of na de beantwoording in tweede instantie een korte
schorsing kan worden ingelast, zodat ik enkele ogenblikken met mijn
fractie kan overleggen.
De VOORZITTER: Ik weet niet of ik in tweede instantie nog
veel moet zeggen. Mijns inziens is het gesprek enigszins vastgelopen,
hoewel ik in de verleiding kom om uitvoerig op het betoog van de heer
Welschen in te gaan. Als men de eenzijdigheid van het onderwijs wil
veranderen, kan ik dat alleen maar toejuichen. Ik betreur het dat on
der andere bij het voortgezet onderwijs de neiging aanwezig is de ont
wikkeling op basis van het verschil in lesuren toch weer enigszins terug
te draaien; men heeft daar waarschijnlijk ook wel publikaties over ge
lezen. Dit brengt mij overigens wel op de vraag op welke wijze men
die ontwikkeling het doelmatigst zou kunnen benaderen. In deze verga
dering wil ik wel mededelen dat ik,'.ook na raadpleging van onderwijs
kundigen, van mening ben dat de ontwikkeling van veranderingen in
het onderwijs niet wordt bereikt door specialisten in de school te bren
gen die onderdeeltjes van het schoolgebeuren leveren; nodig is in dit
verband een verandering in de opleiding van de leerkrachten. Daarbij
is het voorts van belang dat aan de leerkrachten een dusdanige begelei
ding wordt gegeven, dat zij na hun basisopleiding de verdere ontwikke
lingen kunnen bijhouden. Als wordt gevraagd hoe wij hier over denken,
kan ik zeggen dat dit naar mijn persoonlijke overtuiging voor verande
ring in het onderwijs de enige juiste weg zou zijn. Bij de basisopleiding
komt dit element ook al wat meer tot zijn recht dan in het verleden
het geval is geweest. Ook in de teams waarmee men op jonge scholen
werkt gaat dit element duidelijker meespelen. Het is geen geheim dat
bepaalde leerkrachten deze gedachte reeds aanhangen.
Aan de andere kant doen zich bij teams op bepaalde scholen pro
blemen voor. Ik heb dit nooit onder stoelen of banken gestoken: het is
een situatie die feitelijk aanwezig is dat er tussen de teams grote ver
schillen kunnen zijn. De heer Koertshuis heeft zich afgevraagd welke
kant wij uit koersen. Ik meen dat deze ontwikkeling wat duidelijker
aan de orde is dan enkele jaren geleden. Met betrekking tot de muzika
le vorming willen wij juist het accent op de begeleiding van de leer
krachten leggen naast een beperkt aantal vakuren -- omdat men op
die wijze zowel qua teamverband als qua financiële mogelijkheden --
ik denk daarbij ook aan de rijksoverheid -- waarschijnlijk het beste re
sultaat zal bereiken.
Over de flexibele invulling is door de heren Koertshuis en Gie-
len gesproken. Ik ben daar helemaal voor. Op het werkterrein van een