14 AUGUSTUS 1975 538 artikel 19 van de regeling en op basis daarvan is inmiddels in ieder ge val een woonschepenverordening tot stand gekomen, die ook door het schap op naleving kan worden gecontroleerd. Alle overige controles zijn echter direct ontleend aan de Wet op de Ruimtelijke Oraening en dienen derhalve door de onderscheiden gemeenten te worden verricht. Dat daar aan de nodige intensivering kan worden gegeven zal een ieder in deze raad duidelijk zijn. Overigens- dit aan het adres van de heer Koertshuis- is het conform het genoemde artikel 19 formeel en juridisch mogelijk een aantal bevoegdheden uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening aan het schap over te dragen. Daar moeten participanten in die regeling dan na tuurlijk wel toe besluiten. Vervolgens kom ik bij het financiële aspect van deze aangelegen heid. Hoewel dit voor de gemeente Breda een belangrijk vraagstuk is kan niet worden ontkend dat diselfde vraagstuk zich bij alle andere deelne mende gemeenten gaat voordoen. Wij kunnen namelijk vaststellen - dat is ook zo in het voorstel geformuleerd- dat de uitvoering van het ge hele recreatieplan en ook de behoudsmogelijkheden alsook hetgeen daar voor zal moeten worden gedaan de draagkracht van de deelnemende ge meenten zullen gaan overschrijden. De heer Koertshuis heeft gevraagd op welke wijze hij dit moet bezien in het licht van het feit dat wij tot 1979 in het schap zitten. Dat laatste is waar, maar het betekent niet dat wij tot 1979 aan de huidige verdeelsleutel gebonden zijn. Volgens deze procentuele verdeelsleutel draagt Breda op dit moment 10% bij en in de begroting 1976 betekent dat een raming van ongeveer f. 27.000,--. Die verdeelsleutel is echter dit jaar in discussie en toevalligerwijze kan hij in 1975 worden aangepast; daaromtrent zal dit college uw raad nog een voorstel doen toekomen. Voor de ideëen over de verdeelsleutel zijn twee elementen van belang. In de eerste plaats: wat is het uiteindelijke standpunt in financiële zin van het rijk met betrekking tot de deelname in dit schap bij de uitvoering van allerlei plannen conform de nota Na tionale Parken? In de tweede plaats: wat is de bestuurlijke ontwikkeling die op grond van het basisplan in De Biesbosch gaat plaatsvinden? Wat dat betreft is het natuurlijk van uitermate groot belang op welke wijze er a. s. maandag wordt gereageerd op het besluit dat de gemeenteraad nu gaat nemen, een besluit overigens dat in de lijn ligt van het pread vies dat het dagelijks bestuur aan de raad heeft uitgebracht maar waar van men in het algemeen zin zou kunnen stellen dat het aanzienlijk con creter is. De wat vage beweringen van het dagelijks bestuur- die eigen lijk ook alleen maar vaag kunnen zijn, gelet op de beslissing van de re- creatieraad- zijn door dit voorstel aanzienlijk concreter gemaakt en ik denk dat het voor de heer Beckers en mij niet zo'n probleem zal zijn om onze inbreng daarin op de juiste wijze te leveren. Wij zullen ons uiter aard nog voorbereiden. Waarom is er met betrekking tot de aanzienlijk hogere kosten niets in de begroting 1976 geraamd? In de eerste plaats niet omdat dit ook door het schap niet is gedaan; er is niets van bekend wat een en an der zal gaan kosten of met welke prioriteit en intensiteit de plannen zul len worden uitgevoerd, zodat wij met het opnemen van posten op de be groting 1976 volstrekt in het duister zouden tasten. Daarnaast is het ook een algemene methodiek dat men eerst dan begroot wanneer men weet dat het inderdaad geld gaat kosten. Vervolgens wil ik enkele kanttekeningen maken bij de opmerkin-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 538