543
14 AUGUSTUS 1975
ik dat daar het begin zou kunnen liggen van een initiatief van de kant
van het stadsgewest in de richting van het recreatieschap De Biesbosch.
"Druk zijn" is overigens iets arders dan "prioriteiten stellen", maar
daar kunnen wij op een andere plaats misschien nog wel eens over spre
ken.
De heer VAN GRAAFEILAND: De opmerkingen van de heer Wel-
schen met betrekking tot het spaarbekken vat ik op als een teken dat wij
iets nader tot elkaar komen en ik ben ook van mening dat wij wat dat
betreft niet zo gek veel van mening verschillen. Ten aanzien van de op
vattingen met betrekking tot de bestuursstructuur legt de heer Welschen
nog even de nadruk op het collegestandpunt. Hij heeft volkomen gelijk
met zijn argumentatie dat een tweetal schappen, waarvan de één op re
creatie en de ander op natuurbehoud is gericht, de grootst mogelijke
problemen kunnen geven. Het vissen in de spaarbekkens lijkt mij een
aangelegenheid die vanuit het schap bij het waterwinbedrijf kan worden
aangekaart. Daarnaast heeft de heer Welschen nog expliciet gevraagd
hoe wij de toegankelijkheid van De Biesbosch zouden willen verminde
ren. Ik zou daarbij willen verwijzen naar een stukje uit de beleidsnoti
tie, waarin wat gebruiksregels ten behoeve van de beleidsvorming rond
het basisplan zijn geëtaleerd en waarin met nadruk een aantal gebruiks
regels is opgenomen, die zeker in de tijd van de rusttherapie welke toch
een tiental jaren zal duren zouden moeten worden gehanteerd. Dat be
tekent dat in de stille gebieden die op de basisplankaart zijn aangege
ven- bijlage 24 van het concept-basisplan- enkele doorgaande routes
zullen moeten worden afgesloten en dat in ieder geval vele niet door
gaande kreken permanent ontoegankelijk moeten worden gemaakt. Daar
naast wordt er gesproken over het in de hand houden van en het niet te
veel uitbreiding geven aan de jachthavencapaciteit in een straal rond
De Biesbosch alsmede over de verordeningen die in het leven moeten
worden geroepen om het varen met verschillende soorten boten, waar
door afkalving vin de wanden wordt veroorzaakt, te beperken. Wat dat
betreft zijn er overigens al maatregelen die ook opgenomen zijn in de
voorlichtingsfolder waarover de heer Koertshuis in eerste instantie heeft
gesproken.
Wat betreft de "teruginformatie" aan de raad bestaat er naar
mijn mening geen enkel bezwaar tegen als het besluit van de recreatie-
raad aan deze raad ter kennis wordt gebracht. Ik meen overigens dat ik
al op die opmerking ben ingegaan in het kader van mijn bestuurlijke ar
gumentatie bij de beoordeling van de financiële verdeelsleutel.
Wat de ongerustheid betreft meen ik dat uit het preadvies van
het college al enigermate blijkt dat wij de controle op de naleving van
de bestemmingsplanvoorschriften hoog in ons vaandel hebben staan en
dat wij dit ook in de recreatieraad aan de orde zullen stellen.
Ik moet de heer Koertshuis teleurstellen als hij veronderstelt
dat men in welke gemeenschappelijke regeling dan ook waaraan men
deelneemt een soort vetorecht heeft ten aanzien van de financiële con
sequenties van hetgeen besloten wordt. Dat is gewoonlijk niet het geval;
in dit verband nemen wij percentagegewijs in ae exploitatiekosten deel
en als de recreatieraad besluit tot het uitvoeren van een plan zitten wij
daarvoor 10% aan vast, ook als dit tot exploitatiekosten leidt. Dat is
bijzonder jammer, maar het fs wel zo. Dat betekent in feite dat wij met