14 AUGUSTUS 1975 546 12. bijlage nr. 221 VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT ONBE WOONBAARVERKLARING VAN DE WONING PRINSENKADE 9. De heer BRUMMELKAMP: Het is altijd weer triest als een pand, dat door bijzondere eigenschappen op de monumentenlijst is geplaatst, onbewoonbaar moet worden verklaard. Vaak is dit een stap in de rich ting van "weer een gat in de stad" en dat zou in dit geval des te triester zijn nu het betreffende pand deel uitmaakt van het beschermd stadsge zicht. Dat wil zeggen dat het pand niet alleen op zich een bijzondere waarde heeft maar ook als onderdeel van een groter geheel. In principe is het wel verboden monumenten te slopen, maar het beleid van de ge meente ten aanzien van de panden op de kop van de Veemarktstraat heeft wel bewezen dat daar wel onderuit te komen is. Als eigenaar laat men een pand gewoon zodanig vervallen dat de minister op een gegeven moment wel met de sloop daarvan moet instemmen en dat risico lopen wij ten aanzien van dit pand ook. Dan rijst onmiddellijk de vraag of dit nu wel nodig was geweest; naar mijn mening is dat niet het geval, want de Woningwet verplicht burgemeester en wethouders de eigenaren van woningen, die nog wel bewoonbaar zijn doch verbetering behoeven, aan te schrijven teneinde die verbeteringen te laten aanbrengen. Was dit indertijd gebeurd, dan had het niet tot onbewoonbaarverklaren be hoeven te komen. Nu is het helaas toch zover gekomen en ik ben van mening dat burgemeester en wethouders maar eens hun best moeten gaan doen om verder verval van dit pand te voorkomen. Dit zou moge lijk zijn door hetzij het pand aan te kopen hetzij nog eens te gaan over leggen met diverse eigenaren van het pand, waarbij dan op verschillen de subsidieregelingen kan worden gewezen. Om identieke problemen met andere monumenten te voorkomen verzoeken wij burgemeester en wethouders een actiever aanschrijvingsbeleid te gaan voeren, speciaal ten aanzien van de monumenten die nog worden bewoond. Dat kan reeds geschieden in het stadium dat onvoldoende onderhoud wordt gepleegd en dat zal misschien betekenen dat de onderhoudstoestand van alle mo numenten in Breda zal moeten worden nagegaan, maar ik geloof dat dit zeker de moeite waard is. Dan zijn er verder nog panden die zich in het beschermd stadsgezicht bevinden doch geen monument zijn; zij genieten een nog geringere bescherming dan de panden die wel als mo nument zijn aangewezen. Deze bescherming moet vooral worden ge vonden in het vastleggen van het beschermd stadsgezicht in een be stemmingsplan en dat moet binnen een jaar na de inschrijving als be schermd stadsgezicht gebeuren. Daarvan kunnen gedeputeerde staten dan nog voor één jaar ontheffing verlenen. Ik zou graag willen weten of men zich ten aanzien van het beschermd stadsgezicht in Breda aan deze termijnen heeft gehouden. Gezien het bovenstaande nodigen wij de raad uit de volgende uitspraak te doen. De VOORZITTER: Zo te zien behandelt u het vraagstuk wat ruim. Dë heer BRUMMELKAMP: Het betreft hier een pand dat zowel onder het beschermd stadsgezicht valt als een monument is en verder probeer ik aan te geven dat wij moeten voorkomen dat in de toekomst

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 546