549 14 AUGUSTUS 1975 derschrijven, maar op één punt zijn wij het volledig met hem eens. Hij zegt namelijk; "Er dient bij de gemeentelijke bouwterrein-exploitatie niet naar maximalisatie van opbrengsten maar eerder naar afremming van de voortdurende stijging van het peil van de grondprijzen gestreefd te worden". Zijn opvatting is dus duidelijk in strijd met het voorliggen de voorstel, maar het is natuurlijk het goed recht van het college om van het advies van deze heer Grosveld af te wijken. Hij geeft overigens duidelijk te kennen dat hij het stuk voor zijn persoonlijke rekening heeft opgesteld. Verder zijn in dat stuk niet veel punten opgenomen die ons aanspreken. Ook de relatie die met de Haagse Beemden wordt gelegd wijzen wij af. Wij zien er het nut niet van in om op dit moment reeds prijs aanpassingen, die in feite niet noodzakelijk zijn, door te voeren. Het is bekend dat wij als fracties de exploitatie-opzet van de Haagse Beem den nog niet hebben goedgekeurd en wij vinden het dus voorbarig en onjuist dat dit argument in het kader van dit agendapunt een rol speelt. In het stuk worden ook de exploitatieresultaten van de grond- pool genoemd. Nu blijkt uit de informatie, die in de leeszaal lag, dat die exploitatieresultaten van wijk tot wijk nogal verschillend zijn. In de Hoge Vucht bijvoorbeeld wordt een voordelig saldo van nogal wat miljoenen voorzien, maar daar zit natuurlijk een risico in omdat het na 1979 wordt opgezet en zich dus nog tegenvallers of positieve resulta ten kunnen voordoen. Met de beraadslagingen en het rapport over de Hoge Vucht nog in ons achterhoofd vragen wij ons voorzichtig af of het niet zinvol is in overweging te nemen dat het voordelig saldo van die grondpool gereserveerd zou kunnen worden voor verbeteringen van het leefklimaat in de Hoge Vucht, een en ander natuurlijk afhankelijk van de resultaten van het onderzoek van het projectteam en anderen. Wij denken daarbij aan het nalaten van bepaalde bouw- en andere ruimtelijke activiteiten die het leefklimaat nadelig zouden kunnen be- invloeden. Dit sou enigszins ten koste van de exploitatie-opzet kunnen gaan; ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het verkopen van grond ten be hoeve van bouw die niet zo best in de ontwikkeling ter verbetering van het leefklimaat past. Daarnaast denken wij aan het treffen van voorzie ningen die dit vanuit de resultaten van de grondpool mogelijk maken. Natuurlijk zal het projectteam daarbij een belangrijke rol moeten gaan spelen. Bij dit voorstel is ook het Fonds voor Artistieke Werken van be lang, hoewel wij dat niet met zekerheid hebben kunnen vaststellen. Door de culturele raad is een aantal voorstellen ten aanzien van de re geling aan het college gedaan en voor zover ons bekend is -- daarover kan in samenspraak tussen de wethouders van openbare werken en cul tuur waarschijnlijk wel helderheid worden verkregen -- bestaat op dit moment geen zekerheid ten aanzien van de vraag, hoe het met deze voorstellen is gegaan. De culturele raad heeft voorgesteld meer infor matie over de regeling en over de stand van zaken te verschaffen en wij menen dat dit in eerste instantie voor de in voorbereiding zijnde cultuurnota van belang kan zijn, terwijl het daarnaast ook van invloed kan zijn op actuele kwesties die bij de West-Brabantse kunstenaars en de culturele raad spelen. Hierover zouden wij de volgende concrete vragen willen stellen, die naar onze mening met dit voorstel verband houden. Welke relatie bestaat er tussen dit voorstel en de 1 %-regeling?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 549