14 AUGUSTUS 1975
550
Wellicht zou in de commissie wat concretere informatie kunnen worden
gegeven over de omvang van het fonds, de uitgaven in 1975 en de rege
ling die thans van toepassing is.
Tot slot een aantal opmerkingen over de beleidskant van het
voorstel. In het voorstel wordt die beleidskant praktisch niet benaderd,
enkele incidentele opmerkingen daargelaten. Door haar invloed op de
grondpolitiek kan de overheid belangrijk werk verrichten. Wij zouden
daar dan ook gebruik van moeten maken, hetgeen betekent dat wij zeg
genschap zouden moeten krijgen over de wijze van uitgifte, de prijsstel
ling en het beheer van de grond. Daarbij is het vanuit onze visie nood
zakelijk dat er zodanig wordt gestuurd, dat door die grondpolitiek acti
viteiten kunnen plaatsvinden die de gemeenschap in totaliteit ten goede
komen. Wij zijn van opvatting dat het wegwerken van de achterstand,
zeker op het terrein van de grondpolitiek en de gevolgen daarvan, daar
bij voorop moet staan. Het voorstel blijft ondanks toezeggingen op dit
terrein in gebreke en de incidentele voorstellen spreken ons niet aan of
vinden wij onjuist. In de praktijk blijkt uit het voorstel dat de econo
misch sterken in feite toch een zodanige ruimte wordt gegeven dat men
zou kunnen zeggen dat in Breda met geld praktisch alles te koop is. Wij
vinden dat een onjuiste benadering en wij zijn van opvatting dat dege
nen die het wat minder goed hebben, die onze steun hard nodig hebben,
daartoe ook via het grondbeleid de kans moeten krijgen. Mogelijkheden
daarvoor zouden gevonden kunnen worden in het ten aanzien van de be
tere wijken vergroten van de bebouwingsdichtheid. De grondverkopen
geven in bepaalde gevallen aan dat er grote kavels moeten worden aan
geschaft omdat dit beter bij het leefklimaat in de betere wijken past.
Naar onze mening moet daarin verandering worden gebracht in die zin
dat, gezien het ruimtegebrek en gezien onze opvattingen over de moge
lijkheden die tot een grotere gelijkwaardigheid leiden, de woonomge
ving van de minder goed gesitueerde burgers wordt verbeterd en dat er
voor hen meer ruimte wordt geschapen. Wij denken dus aan een selec
tieve uitgifte van grond. De prijsstelling behoort naar onze mening van
het totale grondbeleid te worden afgeleid en samen met structuur- en
bestemmingsplannen is dit een instrument om een andere grondpolitiek
in Breda te gaan voeren. Een functionele grondpolitiek zou in dat vlak
een mogelijkheid zijn, maar daarover behoeft op dit moment niet na
der te worden gesproken. De nadere uitwerking zou wellicht, als wij
streven naar een andere grondpolitiek, in de commissies moeten worden
bestudeerd.
De binnenstadsplannen en ook andere dingen die wij in Breda
nog moeten aanpakken vragen om een grondpolitiek zoals wij die voor
staan. Omdat de toezeggingen op dit terrein tot nu toe in feite achter
wege zijn gebleven zouden wij het college dan ook willen voorstellen
te onderzoeken of uit de raad en de ambtenaren een commissie ad hoe
zou kunnen worden samengesteld, die een beleidsnota op dit terrein kan
gaan voorbereiden. Zoals ik reeds heb gesteld is het moeilijk vanavond
op de nadere uitwerking in te gaan, maar toch vinden wij dat er op dit
terrein, met zulke belangrijke beslissingen op ruimtelijk gebied in het
verschiet, toezeggingen door het college zouden moeten worden gedaan.
De heer TEN WOLDE: Toen dit voorstel in de maand juni in de
commissie openbare werken behandeld werd zijn ook bij mij verschillen-