551
14 AUGUSTUS 1975
de vragen te dien aanzien gerezen, niet zozeer in de zin dat ik een
aantal opmerkingen van de heer Crul zou moeten onderschrijven maar
wel in de zin dat enkele van de door hem aan de orde gestelde punten
wel degelijk hout snijden, alhoewel ik het met het grootste deel van
zijn betoog niet eens ben. Op dit moment moeten wij komen tot het
vaststellen van de uitgifteprijzen voor grond in 1975 en wij kunnen ons
eigenlijk alleen maar afvragen waarom dit pas in augustus gebeurt ter
wijl er al een aantal onderhandelingen met de gemeente gaande is.
Wij zijn ons er als fractie wel degelijk van bewust dat het om een vrij
kleine hoeveelheid grond gaat, maar ik meen dat aan het voor ons lig
gende en jaarlijks terugkerende vraagstuk een aantal principiële punten
vastzit dat nadere uitleg behoeft en als fractie vinden wij de totale toe
lichting op dit stuk toch wel erg magertjes.
De vaststelling van de uitgifteprijzen heeft duidelijk een aantal
consequenties voor Breda als vestigingsplaats. Dit is ook door mij in de
commissie openbare werken naar voren gebracht, maar men heeft duide
lijk gezegd -- dat zien wij in het tweede argument op bladzijde 2 --
deze sterke prijsverhogingen nu reeds te willen doorvoeren om de men
sen te laten wennen aan het toekomstige prijspeil in de Haagse Beemden.
Wij als fractie vinden dat eigenlijk een schijnargument, want het is
duidelijk dat prijsstellingen op dit moment moeten worden gerelateerd
aan het doel waarvoor zij worden gebruikt. Het is dus niet zo dat men
de mensen nu al moet gaan gewennen aan een toekomstig prijsniveau
in een ander gebied, want de prijsfunctie die altijd regelend optreedt
tussen de verschillende waarden in een systeem ligt dan meer in de lijn
van een nieuwe toekomstige beslissing ten aanzien van de prijsstelling
in de Haagse Beemden.
Het is altijd de mening van de raad geweest dat prijsverhogin
gen en prijsstellingen niet schoksgewijze mogen plaatsvinden. Als wij
dan in dit voorstel zien dat de prijzen van bepaalde gronden plotsklaps
met 35 worden verhoogd beschouwen wij dat als een beleidskwestie
die niet in de lijh van de vorige uitspraken van de raad ligt. Het is een
beleidsstuk en wij hebben ons als fractie dan ook afgevraagd of dit stuk
wel alleen in de commissie openbare werken zou kunnen worden behan
deld. Wij zijn van opvatting dat dit stuk met betrekking tot de totale
financiering van onze gröndpolitiek wel degelijk in de commissie finan
ciën thuishoort.
Ik heb gesteld dat wij de totale toelichting op het stuk vrij ma
ger vinden. Een uitvloeisel van dit voorstel is dat de gemeente binnen
het gehele grondbedrijf over een behoorlijke hoeveelheid extra inkom
sten kan gaan beschikken en wij vragen ons af wat de bestemming van
deze inkomsten is, met name wat betreft het totale beheer binnen het
grondbedrijf A en B. Ik moet mij ervoor verontschuldigen dat ik als lid
van de commissie openbare werken nog niet weet wat het exacte ver
schil tussen het grondbedrijf A en B is. Misschien zou de wethouder mij
hierover wat meer informatie kunnen verschaffen.
Een tweede punt dat in onze fractie nogal wat moeilijkheden
opleverde is de vraag, om welke reden deze prijsverhogingen plotseling
in één jaar moeten plaatsvinden. Waarom zijn deze misschien noodza
kelijke prijsverhogingen niet in een voorgaand jaar gesignaleerd of al
thans als beleidsstuk op langere termijn op tafel gelegd?
Het is voor ons nog een open vraag hoe het staat met het winst-