14 AUGUSTUS 1975
554
Wethouder VAN DUN: Het voorstel voor de uitgifteprijzen van
gronden voor 1975 geeft de heer Crul aanleiding om, naast het maken
van wat kritische kanttekeningen terzake van het voorstel, een principi
ëlere stelling in te nemen ten aanzien van de grondprijsmethodiek als
instrumentarium voor de gemeente om regulerend op te treden. Andere
sprekers en ook de heer Crul besteden aandacht aan de "hap-snap-poli-
tiek" van de gemeente op dit punt en ook is gesproken over de uitgeble
ven visie van het college over de grondprijsmethodiek.
In dit kader zou ik vooraf een aantal opmerkingen willen maken.
In de eerste plaats meen ik dat het voorstel op een beperkt aantal gron
den betrekking heeft. Breda is bezig aan zijn "uitverkoop": dat geldt
voor een aantal restanten en bij die restanten zit een aantal villa- en
bungalowterreinen, met name aan de Allerheiligenweg en de Ulvenhout-
selaan. Het gaat dus om een betrekkelijk klein aantal stukken grónd.
In de tweede plaats mag niet de suggestie worden gewekt --ik
zal de laatste zijn om ons te excuseren vanwege het uitblijven van een
nota terzake -- dat de gehele grondprijsmethodiek en de gedachte van
de grondpools daarbuiten een gemakkelijke aangelegenheid zijn. Ik
hoop dat de heer Crul het mij niet kwalijk neemt, maar wanneer er
wordt gezegd dat wij in dit bestemmingsplan wat overhouden om dat la
ter te kunnen aanwenden meen ik erop te mogen wijzen, dat het hier
een diepgaander problematiek betreft dan het nu ad hoe constateren van
wellicht vermeende overschotten en winsten die bestedingsgereed aan
de raad kunnen worden voorgelegd.
Eerst wil ik enkele opmerkingen maken over het politieke aspect
-- als ik het zo mag noemen -- van de heer Crul. Hij vraagt of wij ken
nis hebben genomen van de beleidsvoornemens van de regering waarin
de regeringscoalitie zich heeft gevonden terzake van het ombuigen van
de grondpolitiek. Mijn wetenschap strekt zich niet verder uit dan het
geen terzake in de pers is gepubliceerd en ik geloof dat wij eerlijk mo
gen constateren dat dit, hoewel er ook voor onze gemeente zeer interes
sante dingen in staan en ik op voorhand zeg dat ik een aantal punten
positief wil benaderen, op het moment te weinig materiaal biedt om
op basis van een ambtelijke voorbereiding tot een zienswijze van het
college te komen die vanavond bij dit voorstel aan de raad kan worden
geëtaleerd. Ik kom daar straks nog even op terug, maar op dit moment
mag men het niet verwachten.
In feite houdt de heer Crul, los van deze opmerkingen, een
pleidooi voor een selectieve behandeling van de grondprijs in de richting
van de aspirant-kopers waar wij in dit college en in deze raad in deze
samenstelling gewoon niet aan toe zijn. Ik hoop dat de heer Crul mij
ook dit niet kwalijk neemt, maar het is toch wel merkwaardig als de
heer Crul zegt dat wij de mensen met de laagste inkomens in staat moe
ten stellen over stukken grond te beschikken -- wellicht ook in huur
die groot genoeg zijn om zich daar behaaglijk te voelen, terwijl daar
op dit moment van de kant van het rijk een magnifiek instrument voor
is geschapen. Als ik het zo interpreteer heeft de heer Crul in zijn plei
dooi tegelijkertijd een roerend pleidooi gehouden voor bijvoorbeeld
"Breda-groeistad"waarvan één van de consequenties kan zijn dat de
locatiesubsidie in ruime mate voorhanden is, niet alleen voor nieuw te
ontwikkelen gebieden maar ook voor aan snee zijnde en uit te voeren
bestemmingsplannen. Als zodanig is dat een sympathieke benadering