14 AUGUSTUS 1975 556 zige voordelig saldo in bijvoorbeeld de Hoge Vucht ter ondersteuning van de leefbaarheid en voor het opkrikken van bepaalde dingen in over leg met de te vormen commissie ad hoe, hetgeen door de heer Crul is gesuggereerd, niet kunnen realiseren. Voorts heeft de heer Crul de heer Grosveld geciteerd. Ik behoef daar niet op in te gaan omdat het stuk van de heer Grosveld uitdrukke lijk voor zijn eigen rekening is gepubliceerd. De heer Crul heeft een interessante vraag over het Fonds Artistieke Werken gesteld, namelijk welke relatie er tussen dit voorstel en het fonds bestaat. In antwoord daarop kan ik hem zeggen dat er geen enkele relatie bestaat; op het ogenblik voeden wij het Fonds Artistieke Werken -- er is een veranderd regime in voorbereiding dat te zijner tijd door collega Sandberg zal worden geëtaleerd -- met 1 °lo van de kosten van het bouwrijp maken en dat heeft dus niets te maken met de hier aan de orde zijnde grond prijzen. Dat de commissie financiën hierin betrokken had kunnen worden is natuurlijk ook een aangelegenheid waarover wij kunnen "stoeien". Het is van belang dat wij, zeker bij het aflopen van de grondpool en het voorbereiden van exploitatie-opzetten in denkbare uitbreidingsge bieden, dingen aan de orde stellen waar u vanavond naar hebt gevraagd. Dat hangt samen met een lange vraagstelling van de P. v. d. A. -fractie en anderen over grondverkoop- en erfpachtsmethodieken en het hangt ook samen met een vraag van het C.D. A. over differentiatie in grond prijzen in de richting van de kwaliteit van de grond. Ik zou mijn be toog in eerste instantie graag willen besluiten met de opmerking, dat ik er persoonlijk behoefte aan heb een nota toe te zeggen terzake van datgene waarom gevraagd is, een nota die de raad zal moeten berei ken op een tijdstip, waarop hij ten principale een koers ten aanzien van nieuwe gronduitgiften van Breda zal moeten bepalen. Ik zeg die nota gaarne toe. De heer CRUL: De wethouder beantwoordt mijn vragen zoals ik dat eigenlijk wel had verwacht. Hoewel dat niet tot zijn portefeuille behoort gaat hij duidelijk in op de financieel-technische kant van de aangelegenheid, maar wij hebben het voorstel daar bovenuit willen til len. Het gaat ons om een grondbeleid waarvan de prijssetting moet wor den afgeleid en wij denken in een andere richting dan de wethouder nu bedoelt. Hij zegt uitdrukkelijk dat de opvattingen van het college uit het verleden nog gewoon opgeld doen, dat de prijsstelling één van de belangrijkste punten is die in de grondpolitiek aan de orde zijn en dat in dat opzicht geen nieuw beleid te verwachten is. Wij vinden het grondbeleid zo'n belangrijke aangelegenheid dat wij het noodzakelijk achten dat in de nota, die de wethouder heeft toegezegd, niet alleen over de prijsstelling wordt gesproken maar duidelijk ook over het be heer van de grond, voor zover wij daar de beschikking over hebben. Ik kom nu even terug op een belangrijk punt waar ik graag een antwoord van de wethouder op wil hebben. Hij zegt dat de heer Gruyters ons via de heer Schaefer in het kader van de "groeistad-kwestie" mogelijkhe den geeft om te doen wat wij voorstaan. Ik geloof dat er wel mogelijk heden liggen, hoewel de "groeistad-opmerkingen" van de wethouder niet door ons worden onderschreven, maar daarover heeft hij misschien andere informatie gekregen. Het gaat er ons echter om dat men bij het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 556