14 AUGUSTUS 1975
574
evenzo ons recht om die visie te bestrijden. U bent van opvatting dat
de overheid pas een taak heeft wanneer het particulier initiatief tekort
schiet en er exploitatietekorten ontstaan, maar ik vind dat niet juist.
Naar mijn mening heeft ook de overheid bij deze bijzonder belangrijke
aangelegenheid een eigen, autonome taak; wat dat betreft verwijs ik
ook naar het standpunt dat de V. V. D. -fractie in de Tweede Kamer heeft
ingenomen toen het een vergelijkbaar bedrag op de begroting van
C. R. M. betrof. Ik geloof dat de overheid de plicht heeft deze aangelegen
heid te subsidiëren en ik meen dat alle kindercentra, die aan een aan
tal normen voldoen, recht op subsidie hebben. Wat die normen betreft
zou ik u willen vragen in hoeverre het college nog vasthoudt aan het
uitgangspunt, dat tegelijk met de subsidieregeling ook de verordening
op de Kindercentra van kracht moet worden omdat deze dingen een on
derlinge samenhang vertonen. Welke opvatting hebt u daarover op dit
moment? Over de verordening wordt in het stuk namelijk verder gezwe-
gen.
Wij hebben ook bezwaar tegen het feit, dat u nu voor de toe
komst al vastlegt dat C. R. M. voor de rest van het benodigde geld moet
opdraaien. Met andere woorden, er komen in de toekomst geen nieuwe
centra of de bestaande centra krijgen steeds kleinere porties. Daardoor
zou een sfeer van ongezonde concurrentie en wederzijds wantrouwen tus
sen de peuterspeelzalen onderling worden geschapen, hetgeen werkelijk
niet in het belang van een goed functionerend samenwerkingsverband kan
worden genoemd. Wat bedoelt u trouwens op bladzijde 4 met de volgen
de passage:"Op het moment dat van de zijde van de rijksoverheid tot
subsidiëring van de kindercentra wordt overgegaan wil ons college bekij
ken voor wat betreft de achter ons liggende periode in hoeverre verreke
ning met de dan uitbetaalde gemeentelijke subsidie dient plaats te vin
den" ?Kunt u concreet aangeven wat dat gaat inhouden?
Ons bezwaar richt zich ook tegen het feit, dat u een koppeling
tussen de subsidie en de personeelskosten tot stand brengt. Dat blijkt het
criterium te zijn op grond waarvan u de hoogte van de subsidie zult gaan
bepalen. Betekent dit dat naarmate men meer personeel in dienst neemt
en hogere salarissen gaat uitbetalen ook de subsidie zal stijgen? Waarom
is er nog geen contact geweest met de afdeling onderwijs van de school
advies- en begeleidingsdienst voor een meer inhoudelijke begeleiding
of voor een evéntuele overheveling naar de portefeuille van wethouder
Broeders.? Het argument dat dit op landelijk niveau ook een C. R. M. -
en geen O. W. - kwestie is spreekt ons niet zo bijzonder aan. Wordt de
subsidie ook met terugwerkende kracht over de eerste acht maanden van
1975 verleend of geldt dit alleen voor de kindercentra die in het laatste
gedeelte van het jaar nog functioneren? Wanneer komt de definitieve
regeling in de raad? Tot slot zou ik u willen vragen of u de centra, die
in het verleden al een subsidie hebben ontvangen, met voorrang en ver
sneld zoudt willen behandelen omdat men over alle gegevens van deze
vier centra beschikt en daarnaar geen onderzoek meer behoeft in te stel
len, zoals in het stuk door u wordt gesuggereerd.
Ik heb nog een motie en misschien is het beter deze in eerste
instantie vast te dienen, dan kan zij straks door de andere fracties wor
den meegenomen.