575
14 AUGUSTUS 1975
De VOORZITTER:U kunt de motie inleveren.
De heer KOERTSHUIS: In tegenstelling tot de linkse partijen is
de V. V. D. bijzonder content met dit voorstel, met name omdat hier
sprake is van een interimregeling daar een definitieve subsidieregeling
op dit moment niet kan worden gepresenteerd. Wij zijn tevreden omdat
het college hiermee een einde maakt aan een wat oneerlijke situatie,
want vier jaar lang werden slechts enkele centra gesubsidieerd. Ik begrijp
dan ook niet dat de heer Beckers het woord "schadelijk" durft te bezi
gen, want per slot van rekening is er in de voorgaande periode door de
hem welbekende wethouder niets gedaan. Nu komt er tenminste een
eerlijker regeling, zij het dat deze van tijdelijke aard is.
De heer LAMBREGTS: Het voorstel beziende ben ik het wat de
heer Beckers betreft direct met één ding eens, namelijk het jaartal 1975.
Bijna hadden wij dat niet meer kunnen gebruiken, want over de interim
regeling betreffende de uitbetaling van de subsidiering hebben wij reeds
in november van het vorig jaar een beslissing genomen. Het is natuur
lijk flauw en gemakkelijk dit te constateren wanneer men daar niet di
rect een aantal redenen voor weet en iedereen die bij deze aangelegen
heid betrokken is zou zo een aantal redenen kunnen noemen, waarom
het zo lang heeft geduurd. De belangrijkste reden is toch wel het feit
dat op 1 januari 1975 de experimentele subsidieperiode voorbij was. De
beschikbare subsidie voor 1975--het bedrag van 43.200,-- is reeds
verschillende malen genoemdmoest opnieuw worden verdeeld en toen
ontstonden er problemen en de heer Beckers heeft terecht gezegd dat dit
bedrag in de voorgaande periode aan de vier peuterspeelzalen was uit
gekeerd. Het is ook duidelijk dat deze vier peuterspeelzalen door deze
nieuwe interimregeling waarschijnlijk het zwaarst getroffen gaan wor
den, maar aan de andere kant vind ik het niet fair dat de heer Beckers
zijn betoog voornamelijk op één peuterspeelzaal, namelijk die in Bre-
da-oost, stoelt. Ofschoon ik zelf heb mogen vernemen wat de betrokke
nen hebben moeten doen om de gevolgen van de aflopende regeling op
te vangen, vind ik het toch eerlijker wanneer wij de beschikbare gelden
over de vijftien speelzalen verdelen zodat zij daar terechtkomen, waar
de nood het hoogst is. Uiteraard kunnen wij het verband tussen de aan
gekondigde definitieve regeling en deze interimregeling niet ontkennen
en natuurlijk heeft men geprobeerd een aantal hoofdlijnen uit de defini
tieve regeling, waarmede men reeds behoorlijk ver is gevorderd, ook in
deze interimregeling toe te passen. Tijdens een discussie-avond tussen
de kindercentra en ae commissie, die uit ambtenaren van de dienst
jeugd en sport en een aantal leden van kindercentra-besturen is gevormd
om deze definitieve regeling te bekijken, heb ik kunnen merken dat er
een uitstekend contact bestaat. Een voorbeeld daarvan is dat die avond
bleek dat men inderdaad op de 43.200, -- zat te wachten, maar dat
de commissie toch staande de vergadering werd benoemd als de commis
sie die de uitvoering van deze interim-regeling op een goede manier
tot stand moest brengen. Men mag en kan dus zeer zeker niet spreken
van een slechte verstandhouding tussen de dienst jeugd en sport en de
besturen van de kindercentra. Als wij dan de datum van 17 juni van de
discussie-avond in het sportcentrum voor ogen houden, als wij de