14 AUGUSTUS 1975 576 huidige datum van 14 augustus bekijken en daarbij de vakantieperiode in acht nemen, dan heeft men naar mijn mening toch hard aan dit voor stel gewerkt. Natuurlijk ben ik het met de heer Beckers eens als hij stelt dat dit voorstel een aantal vaagheden bevat. Dat klopt, maar waarom is dat het geval? Het antwoord op die vraag komt er dan net weer niet uit. Men kan natuurlijk zeggen dat verschillende punten niet hard zijn, men kan over inhoudelijkheden gaan praten die ook in het voorstel worden genoemd en men kan zich afvragen wat die inhoudelijkheden nu eigen lijk betekenen, maar het is een verdomd moeilijke zaak als men reëel moet stellen dat men eigenlijk nu pas, als wij dit voorstel aannemen, met inventariseren kan gaan beginnen. Men heeft dat niet eerder kun nen doen, want er zijn wel begrotingen ingediend bij de commissie die de definitieve regeling aan het voorbereiden is, maar dat zijn begrotin gen die betrekking hebben op een ideale situatie, zuiver geschapen op Basis van de vraag wat wij straks kunnen doen wanneer de definitieve regeling van kracht wordt. Nu gaat het erom de situatie per peuterspeel zaal, per kindercentrum te bekijken en dan kan men niet met water dichte normen werken wanneer men op dit moment niet over een juiste inventarisatie beschikt. Ik wil daarop nogmaals de nadruk leggen. Wij als raad moeten ook vertrouwen durven te geven aan een commissie, die uit direct betrokkenen en ambtenaren bestaat. Ook dit zien wij als C. D.A. als een vorm van inspraak en wij hopen dat mid dels dit voorstel rond half september de uitbetaling van de 43.200, uiteindelijk kan plaatsvinden. Het niet aannemen van dit voorstel op dit moment zou tot gevolg hebben dat dit pas een aantal maanden later zou kunnen geschieden. Wethouder VAN GRAAFEILAND:Over het algemeen moet een wethouder de meeste tijd besteden aan degenen die het niet met een voorstel eens zijn en dat is nu natuurlijk ook het geval, maar in ieder geval is een deel van de beantwoording mijnerzijds door de heer Lambregts overgenomen zodat ik het toch nog enigszins kort kan houden. De heer Beckers begon zijn betoog met te stellen aat de gang van zaken schadelijk voor het beleid is. Hij heeft ook gezegd dat wij nu pas geko men zijn met het vastleggen van de gedachte, dat wij tot een verder gaande subsidiëring zouden kunnen komen mits C. R. M. subsidieert. Ik meen dat wij in alle astadia hebben geëtaleerd dat wij de subsidiëring van de peuterspeelzalen eerst op gang kunnen brengen als C.R. M. sub sidieert. C. R. M. gait subsidiëren en dat betekent dat wij het peuter- speelzalenbeleid helemaal niet met 40.000,-- wensen te gaan "ma ken" maar dat de subsidiëring van C.R. M. deel van dat beleid uitmaakt. De gemeente Breda kan er echter ook weinig aan doen als C. R. M. veel tijd nodig heeft om tot een besluit te komen over de verdeling van de 5.200. 000, --. Wellicht is de heer Beckers c. s. in staat bij zijn roeders wat druk uit te oefenen. Ik ben het geheel oneens met de opmerkingen van de heer Beckers aangaande de historische rechten van een viertal speelzalen. Vanuit de experimentensubsidie hebben wij gedurende tien jaar een be perkt aantal speelzalen gesubsidieerd en beleidsmatig is het natuurlijk irreëel dat men, wanneer er meer speelzalen bestaan, de subsidiëring tot een gering aantal beperkt. Ik ben dan ook geen voorstander van het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 576