14 AUGUSTUS 1975
582
Tenslotte vraag ik nog gaarne uw aandacht voor het volgende.
U weet dat mevrouw JSger-Middelbeek vandaag voor het laatst in ons
midden is en hoewel ik weet dat zij er een vreselijke hekel aan heeft als
het laat wordt zal zij nu toch nog even het oor moeten lenen aan enke
le, overigens korte, toespraakjes. Wij vinden namelijk, mevrouw JSger,
dat u niet zomaar weg kunt gaan. U bent vanaf 1966 lid van de gemeente
raad van Breda en u zoudt dus het oudste vrouwelijke lid van deze raad
kunnen worden genoemd; ik geloof ook niet dat het vaak voorgekomen
is dat een dame zo lang lid van de gemeenteraad is geweest. U gaat
om gezondheidsredenen bedanken en ik kan mij heel goed voorstellen
dat u het gemeenteraadswerk, dat overigens uw volle interesse had, om
strikt persoonlijke redenen gaat neerleggen. Van raadsleden wordt in dit
tijdsbestek heel veel gevraagd en ik begrijp dan ook dat u aan het ge
zondheidsargument voorrang moet geven. Er wordt namelijk vaak een
heel groot beroep gedaan op de activiteit en de werkkracht van raadsle
den.
Mevrouw JSger, ik meen te mogen opmerken dat u de typische
vertrouwensfunctie die een raadslid had en heeft in alle opzichten hebt
waargemaakt terwijl u alle daaruit voortvloeiende verplichtingen op een
bijzonder verstandige wijze hebt geconcretiseerd. Ik weet dat u heel
veel belangstelling hebt voor jeugd, sport en recreatie en het zal u daar
om wel verheugen dat de Jeugdadviesraad vanavond weer wat nieuwe in
houd heeft gekregen.
Mevrouw jager, ik heb u persoonlijk vanaf februari 1967 mogen
meemaken en ik dank u heel hartelijk voor de persoonlijke vriendschap
die wij samen mochten hebben. Ik vind dat u het erg sympathiek, char
mant doch vaak ook scherp hebt gedaan. U bent niet bepaald op uw
mondje gevallen en dat is voor een raadslid natuurlijk ook niet de be
doeling, maar ik meen dat u zo gekenschetst zou mogen worden. Ik wil
u heel hartelijk dankzeggen voor al hetgeen u voor de maatschappij o-
ver hebt gehad, heel speciaal in de functie die u vandaag gaat neerleg
gen. Dana u zeer.
Het is de bedoeling dat de nestor van de raad, de heer Van
Duijl, in aansluiting hierop nog enkele woorden spreekt.
De heer VAN DUIJL;Ik zal even een andere positie innemen,
want het lijkt mij niet zo prettig iets tegen een scheidend raadslid te
moeten zeggen als ik met de rug naar haar toe sta. Mevrouw JSger, nu
de voorzitter mij het woord heeft verleend richt ik mij in tegenstelling
tot andere keren rechtstreeks tot u. Als ik namens de raad het woord tot
u richt doe ik dat om na een bijna negenjarig raadslidmaatschap een af
scheidswoord tot u te spreken. Wij betreuren het dat u het besluit hebt
genomen de raad midden in deze zittingsperiode te verlaten, want als
lid van de V_V. D. hebt u een zeer werkzaam aandeel gehad in het
raadswerk van de afgelopen jaren. U hebt dat op uw eigen wijze gedaan,
met open oog voor en rekening houdend met de belangen van de Breda
se burgers, waarbij u zich in het bijzonder op de sectoren jeugd, sport,
sociale zaken en volksgezondheid hebt gericht. Uw eerste optreden
"vond plaats in de raadsvergadering van 12 oktober 1966 -- het jaar waarin
u werd gekozen-- naar aanleiding van agendapunt 33, dat op de fluori
dering van het drinkwater betrekking had. Uw tweede optreden betrof