18 AUGUSTUS 1975
594
goed en verantwoord naast elkaar en het plan is daardoor in de ruimte
lijke ordening een hard element, een plan dat rechtszekerheid geeft.
De wet spreekt in verband met structuurplannen over een facultatieve
zaak. Een gemeente, of verschillende gemeenten, mogen structuurplan
nen vaststellen. Zo'n plan kent geen beroepsrecht. Als de raad voor een
gemeenschap een structuurplan heeft opgesteld gaat het om een vrij ge-
dachtenspel over de ontwikkeling van de gemeente. Daarop is geen be
roep mogelijk, maar het is ook geen waardeloos plan, want bestemmings
plannen die naderhand worden opgesteld worden getoetst aan het struc
tuurplan.
Het structuurplan voor de Haagse Beemden is een tussenvorm.
Het gaat om een betrekkelijk klein gebied, als het gebied is bebouwd
zal het ongeveer 10% van de woningvoorraad van Breda omvatten met
ongeveer 30. 000 inwoners. Het gaat om een onderdeel van een groter
complex, want Breda telt op het ogenblik 120. 000 inwoners en met de
Haagse Beemden erbij zal dat uitkomen op 150. 000 inwoners, indien de
eindvorm van het gebied uitkomt op 30. 000 inwoners. Het gaat dan om
ongeveer 20% van het totaal. Binnen het gewestelijke gebied zakt het
aandeel nog belangrijk meer en ik heb zelf het gevoel dat de geweste
lijke structuur meer geïntegreerd zal worden in de ruimtelijke ordening.
Nu wij met de mogelijkheden van een structuurplan ons op de
Haagse Beemden richtten meenden wij ons meer vrijheden te moeten
veroorloven, ten aanzien van woningaantallen, aan te leggen en te pro
jecteren wegen en industrieterreinen. Dit is voor een structuurplan erg
belangrijk en dit mag dan ook niet anders gebeuren dan door een hero
verweging. Daarbij moet worden afgewogen wat er in Breda moet ge
beuren en welk deel daarvan kan en moet gebeuren in de Haagse Beem
den zonder de plannen geweld aan te doen. Dat is het afwegingseffect
in het woord "structuur" bij het opstellen van een structuurplan.
Wij hebben ook beseft dat in Nederland de structuurplannen voor
een stad of een gewest onderweg zijn, dat zij, ook als zij zijn vastge
steld, weer herzien zal worden en dat wij met een structuurplan voor de
Haagse Beemden een wissel trekken op de totaal-structuur. Het zou heel
extreem kunnen worden gesteld door te besluiten niet aan de plannen
voor de Haagse Beemden te beginnen als je niet de vaste grond van een
uitspraak van een gewestelijk of stedelijk structuurplan onder de voeten
hebt. Zo'n plan zou dan de wenselijkheid van bebouwing van het gebied
moeten hebben aangetoond, het zou de programma's moeten aangeven
en dergelijke. In dat geval wacht het één op het ander en ik ben van
oordeel dat wij kunnen werken met wissels die worden getrokken op een
grotere structuur. Het lijkt mij dan ook zinnig hierin planningswerk te
steken, welk werk wijst naar planningswerk voor een structuurplan voor
een groter geheel, maar wij moeten beseffen dat er een wederzijdse
band is. De structuur voor de Haagse Beemden trekt een wissel op een
grotere structuur. Daarover hebben wij ons bekreund, hoewel ik erop
wijs dat het zwaartepunt beslist niet alleen bij de ruimtelijke ordening
zal liggen.
Wij zijn begonnen met een tekening waarop de stedelijke doel
einden nog niet waren ingevuld. Wij hebben daarop allerlei gegevens
zien verschijnen die bij een latere doorwerking hebben geleid tot een
structurering van het gebied. Daardoor is vanuit de landschapsopbouw
een structuurbeeld ontstaan. In die structuur zijn bepaalde gegevens te