611 18 AUGUSTUS 1975 Nederland bevindt al onmiddellijk wantrouwig maken, want stedebouw behoort in die visie een gedrukt en droevig gebeuren te zijn, met veel subsidiebronnen en veel ondoorzichtige en tijdrovende procedures. In de planologische werkgroep stond daar de vraag tegenover naar wat er wel en niet is te zeggen van deze vorm van planopzet. Waar om slaagt een planopzet bij kleine kernen met extensieve uitbreidingen wel en waarom missen de grotere kernen de boot? Ik noem dit punt niet minder dan een stedebouwkundige tragedie. Nederland is nog steeds het land in de wereld waar de beste en mooiste steden worden bezocht, ter wijl onze stedelijke uitbreidingen van het laatste miljoen woningen vre selijk hebben teleurgesteld. In het plan, waarvan men zich afvraagt of het betaalbaar is, ziet men feitelijk alleen de karakteristiek van de grote grenslengte. Als men de bebouwing uitknipt uit de kaart en men gaat met de dan verkre gen stukken een uitbreiding van een willekeurige gemeente in Brabant beleggen, kan men zien dat het goed zit. Als men van de PPD de uit breidingen van de kleine kernen ziet, komt men tot de conclusie dat het allemaal van dergelijke uitbreidingsvlekken zijn. Het enige ver schil is dat het nu eens in belangrijke mate gebeurt en dat een grotere woonvlek aan het buitengebied raakt. Binnen de woonvlek geldt het "bruine boekje", want daar moeten de cijfers en normen van het minis terie kunnen worden gehaald. Op het ogenblik is een rapport in voor bereiding waarin dit plan nader en beter wordt toegelicht, maar op de globale kaart is door de landmeetkundige dienst al gemeten naar de ver schillende grootheden. Er is een vergelijking gemaakt met uitbreidingen in Breda, met Bavel en Heusdenhout, en daaruit komt geen bezorgdheid voort ten aanzien van de normen. Ten aanzien van de normen voor het bodembeslag per inwoner voor de verschillende functies komen geen grote verschillen voor met enig ander uitbreidingsplan in deze gemeente of overigens in Nederland. De reden waarom men het bodemgebruik zo royaal vindt in vergelijking met de uitbreidingen van Prinsenbeek is een gevolg van het ster-effect, van het legpuzzeleffect, waardoor de grens van het buitengebied, waarin veel gronden zijn gelegen die niet door de gemeente zijn aangekocht, erg lang wordt. Er ontstaat feitelijk een legpuzzel van buitengebied en stedelijk woongebied. Ik wil bijzonder graag over 10 jaar uw compliment in ontvangst nemen als is gebleken dat de subsidiebronnen er zijn, dat het inderdaad een fluitje van een cent is geweest, dat de gemeenteraad van Breda een kloek besluit heeft genomen, een goed structuurplan heeft vastgesteld, zich met de woon bestemmingen binnen de normen beweegt en na afloop tegen andere Brabantse gemeenten kan zeggen: wij zijn erg gelukkig met deze plan- vorm, wij hebben gewoon gedaan wat goed en wat juist was. De heer Geene heeft medelijden met de boeren. Het vigerende plan en het ontwikkelingsplan laten zien dat het nieuwe structuurplan veel meer agrarisch grond ongeschonden laat dan het oude plan. Wij hebben in het kleine half jaar met andere werkhypothesen en andere werkaannamen bereikt dat veel meer van het gebied in de huidige of de oude staat behouden kan blijven. Als men medelijden heeft met de boe ren die moeten verdwijnen voor stedelijke uitbreidingen had men dat a fortiori in 1969 naar voren moeten brengen, want in de plannen uit die tijd kwamen grote verdringingen naar voren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 611