18 AUGUSTUS 1975 624 Er is nadrukkelijk gezegd dat er een relatie moet bestaan tot het gewestelijke structuurplan. Bovendien is gezegd dat het thans gepresen teerde plan het gewestelijke structuurplan niet de pas zal afsnijden. Ik zou nu willen vragen op welke basis overleg moet worden gepleegd met het gewest en op welke basis wij zouden moeten stoppen met concreti seren als wij het gewestelijke plan wel in de wielen rijden, want dan zou een situatie ontstaan die wij liever niet hebben. Misschien zou er ook nog iets gezegd kunnen worden over de re laties van de Haagse Beemden naar Prinsenbeek en Terheijden en over het overleg met het stadsgewest dienaangaande. Wethouder VAN DUN: In verband met de tijd hoop ik dat u mij toestaat met enige snelheid de vragen te beantwoorden. De heer Houben heeft gevraagd de kwestie van doortrekking van rijksweg 58-E 10 bij deze discussie te betrekken. Deze kwestie kan op dit moment in deze discussie wat moeilijk uit de doeken komen, omdat wij nog steeds werken op grond van een motie die door de gemeenteraad is aanvaard. Op grond daarvan hebben wij er bij de minister van Verkeer en Waterstaat op aangedrongen de grootst mogelijke spoed te betrachten ter zake van deze doortrekking. Dit is nog steeds de handelwijze van het college en bovendien wijs ik erop dat een lid van gedeputeerde sta ten mij heeft verteld dat het college binnenkort nieuwe informatie over deze weg en over de weg Breda-Baarle Nassau zal krijgen. Dat lijkt mij het juiste tijdstip om met de raad over deze kwesties van gedachten te wisselen. De heer Houben probeert vergeefs de discussie over de alterna tieven Herlaar en binnenstad weer op gang te brengen. Wij hebben daar over in de raad gesproken en er zijn besluiten over genomen. Hij heeft voorts gevraagd waar en in welke grootheden in de Haagse Beemden zal worden begonnen. Wij beginnen, als de raad daarmee instemt, op 1 ja nuari 1977 in het zuid-oosten met 1000 tot 1500 woningen als onderdeel van de eerste woonbuurt. In april is dat in de gewone raadsvergadering ook al meegedeeld. Mijn antwoord aan de heer Geene is blijkens de opmerking van de heer Van Banning enigszins misverstaan. Ik heb gezegd waarom van avond een informatieve raadsvergadering wordt gehouden, ik heb gezegd waarom de pers onder embargo is geihformeerd, maar ik heb niet ne- doeld dat de heer Geene apart bij het college zou kunnen komen om voorlichting te krijgen. Ik heb alleen gezegd dat het ook mogelijk zou zijn geweest de huidige raadsvergadering op vrijdag te houden. Het is geenszins de bedoeling van het college aparte voorlichtingsbijeenkom sten voor individuele raadsleden te beleggen. De heer Van Banning gaat enigszins in de fout als hij zegt dat het industriegebied wordt ingeperkt en hij merkt op dat wij respect moe ten hebben voor mensen die aan de arbeid willen. Ter voorkoming van elk misverstand moet ik zeggen dat er van de zijde van het college geen besluit is om het industrieterrein in te perken. In de structuurschets ziet u een inperking van het industriegebied tot ongeveer 74 ha. Ik wijs er voorts op dat de sociografische dienst geen opdracht wordt gegeven, de sociografische dienst is opdracht gegeven en dat is al geruime tijd gele den gebeurd, anders zou men eind augustus niet klaar kunnen zijn. De sociografische dienst zal bezien hoe deze oppervlakte industrieterrein

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 624