627
18 AUGUSTUS 1975
zodat zij aan de orde kon worden gesteld, maar het lijkt mij onjuist in
de discussie daarover de gewestelijke structuur en de bestemmingsplan
nen -- hoe het zit met sportterreinen en de woningverdeling -- ook aan
de orde te stellen. De discussie over het gewestelijke beeld en de impli
caties daarvan voor de verschillende facetten kan beter in een vervolg-
bijeenkomst plaatsvinden.
De heer MAAS: Ik wil proberen enkele punten samenhangend te
behandelen. Gezien de voorgaande discussies hadden wij verwacht dat
het punt van de isolatie naar voren zou komen en ik wijs erop dat er zo
veel mogelijk voorzieningen zullen worden getroffen om de isolatie, die
zeker in enige mate aanwezig is, zoveel mogelijk teniet te doen.
Dit blijkt zowel uit de wegen-, de fietspaden en landschapsvoorzienin
gen, maar het zal ook moeten worden bereikt door de reconstructie van
de binnenstad die in samenhang met de bebouwing van de Haagse Beem
den dient te worden bezien. De Haagse Beemden zullen een niet te gro
te en niet te kleine bebouwing moeten krijgen. Bij een te kleine bebou
wing ontstaan er isolatie-effecten en bij een te grote bebouwing gaan
andere mogelijkheden, zoals in de binnenstad, teniet, en de omvang
en de verbindingen zullen dan ook in een structuurplan op stadsniveau
moeten worden bezien. Daarnaast geloof ik aan continuiteit in de plan
ning. Er is altijd gedacht aan bebouwing van de Haagse Beemden en ik
geloof niet dat alle processen die op gang zijn gebracht in een keer kun
nen worden omgebogen tot iets volkomen anders. Wij dienen daar de
burgerij en ook de plannenmakerij en de sociale situatie niet mee. Con
tinuiteit behoort tot de levensvoorwaarden voor de ruimtelijke ordening
en men kan niet telkens opnieuw beginnen. Ik heb jarenlang bij de Rijks
Planologische Dienst gewerkt en dat heb ik er in ieder geval wel ge
leerd.
Er is nog gevraagd naar de resultaten van het Stiboka-onderzoek.
Deze resultaten zijn zeer uitvoerig en ik heb al laten merken dat wij ze
op allerlei manièren hebben gebruikt bij het bepalen van bodemstruc
turen en grondwaterstructuren in verband met potenties voor woonbe
bouwing. Het Stiboka-onderzoek is voor het plan van groot belang ge
weest. Achteraf kan ik zeggen dat ik indien ik vanaf het begin met de
opdracht voor het onderzoek te maken had gehad, de opdracht anders
zou hebben geformuleerd, want er komen in de resultaten punten voor
die op een andere manier van groter nut zouden zijn geweest.
De heer Beckers heeft opgemerkt dat ik nogal eens gesproken en
geschreven heb over de inspraak en het betrekken van de toekomstige
bewoners bij de ontwikkeling. Dat is inderdaad het geval en ik sta nog
steeds ten volle achter die mening. Nu er wellicht enige duidelijkheid
ontstaat over alternatieve mogelijkheden voor de planvorming, zal de
inspraakprocedure goed moeten worden bezien. Bij de planopzet voor
de Oostermeent in net Gooi, waar ik als adviseur ook bij betrokken ben,
is een inspraakgemeenschap tot stand gebracht, die de planvorming voor
de Hilversumse Meent en de Oostermeent begeleidt. Ik kan alleen maar
zeggen dat dit goede resultaten oplevert, de bevolking wordt erbij be
trokken en de resultaten voor het plan zijn in de realisering te zien. Ik
blijf van mening dat de gemeente zeer tijdig moet beginnen de mensen
die er zullen gaan wonen, de burgerij, bij het maken van de plannen
te betrekken'.