13 FEBRUARI 1975 63 sidie "hard" genoeg is. Ook ik vraag mij af of dat het geval zal zijn, maar wij nemen op deze manier in ieder geval een sterkere positie in dan wanneer wij géén parkeervoorziening zouden vermelden. Dit is de be doeling van het college, In het kader van deze toezegging van b, en w, en deze interpre tatie van het preadvies acht ik de motie die namens de fracties van P, v. d, A, en iP.P. R„ door de heer Van Male is ingediend volstrekt over bodig, De heer Van Male heeft namens zijn groepering de parkeergara ge onder het Stadserf afgewezen. Welnu, ik meen dat er door de mede deling die ik vóór de discussie over dit preadvies heb gedaan op dit ogen blik geen parkeergarage onder het Stadserf fs„ Tegen de achtergrond van de mededeling van het college is de motie van de heer Van Male vol strekt overbodig. Deze constatering zou ik namens het college van b, en w, willen doen. De heer Ten Wolde heeft terecht gezegd dat de. parkeersituatie in breder verband moet worden bekeken. Ik ben dit met hem eens: ik heb duidelijk gezegd dat wij er niet van uitgaan dat er een parkeergarage on der het Stadserf moet komen. Overigens meen ik dat de leden van de com missie ad hoe gemeentelijke huisvesting beter dan wie ook de wordings geschiedenis kennen. De toevallige omstandigheid deed zich voor dat men van de kant van openbare werken geconstateerd had dat zich een bepaal de bouwtechnische mogelijkheid voordeed, maar er is nooit sprake van een noodzaak geweest. Toen dit voorstel in de commissie voor openba re werken aan de orde kwam, heb ik gezegd dat geen enkel lid van het college er één nacht wakker van zou liggen als de raad zou besluiten dat er geen parkeergarage onder het Stadserf meet worden gebouwd. Ik ben het met de heer Ten Wolde eens dat een en ander in breder verband moet worden bezien, maar ik moet daarbij aantekenen dat wij op het ogen blik geen been hebben om op te staan. Thans kunnen wij niet vaststellen dat bijvoorbeeld onder de kop van de Veemarktstraat of zelfs onder het park Valkenberg -- ik heb geruchten in die richting gehoord -- een par keergarage moet worden gebouwd. Terwijl de situatie groeit zullen wij de vestiging van een parkeergarage moeten bekijken, inderdaad in bre der verband en in het besef dat er niet direct naast de gebouwen waarin gemeentelijke instellingen worden gevestigd een voorziening hoeft te zijn. Persoonlijk zou ik wel enige adhesie aan het afwijzende standpunt ten opzichte van de parkeergarage onder het Stadserf willen betuigen, waarbij ik nog even voorbijga aan de opmerking die de heer Van Banning in een andere context heeft gemaakt omdat wij daar straks nog op terug komen. Wanneer de raad, de stad Breda en al degenen,die de binnenstad van Breda ter harte gaat, van mening zijn dat er geen parkeervoorzie ning onder het Stadserf moet worden getroffen, zullen wij naar mijn me ning gezamenlijk moeten nagaan of het in dat geval nog wel zin heeft óp het Stadserf auto's te blijven plaatsen en of het niet veel beter zou zijn te overwegen ook het Stadserf vrij van verkeer te maken. Dit is ove rigens een opmerking voor mijn eigen rekening. Terugkerend tot de opmerkingen die over het preadvies zijn ge maakt meen ik dat ik mij niet in de ontstaansgeschiedenis van hetvoor- stel hoef te storten, dat ik mij niet met het waarom van de Catharina- straat hoef bezig te houden en dat ik niet hoef aan te tonen Waarom nieuw bouw voor de burgerlijke stand, de sociale dienst en de muziekschool no dig is. Van dat alles mag ik mij naar ik meen verschoond achten. Ik be perk mij tot de opmerkingen die door de heren Van Banning, Ten Wol de en Van Male zijn gemaakt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 63