672 19 AUGUSTUS 1975 ternatieven en de onmogelijkheid alternatieven vanuit de commissie aan te dragen in verband met de tijd, het gebrek aan mogelijkheid voor de commissieleden ruggespraak te plegen met de fracties, om nog maar te zwijgen over de inspraak van burgers in deze plannen, vinden wij kwalijk en onverteerbaar. Juist daarom is de prioriteit van de nieuwbouw in onze motie sterk beklemtoond. Wij vinden het juist dat dit nadrukke lijk wordt uitgesproken, maar dat moet dan gebeuren in samenhang met de totale binnenstadsplanning en de andere motieven die in de motie zijn neergelegd. De heer VAN MALE: Ik wil graag een paar kleine opmerkingen maken naar aanleiding van hetgeen de heer Van Banning mede in mijn richting heeft gezegd als lid van de commissie ad hoc. In de vergade ring van de commissie ad hoc van mei zijn de plannen voor de kop van de Veemarktstraat niet besproken. In die vergadering is door de wethou der nadrukkelijk gesteld dat de leden kennis hebben genomen van de voornemens daar te gaan bouwen. Op een desbetreffende vraag mijner zijds heeft de wethouder geantwoord dat er, nadat er een eerste ontwerp is gekomen, nog alle ruimte is het plan uitvoerig te bekijken. Wij heb ben dus kennis genomen van de plannen, maar wij hebben ze niet be sproken. Ik heb naar aanleiding van de laatste vergadering schriftelijk ge reageerd, door te verwijzen naar de discussienota. De heer TEN WOLDE: Uit de discussies blijkt dat de bezwaren tegen het voorstel voor een deel zijn gericht tegen de gevolgde proce dure. Bij die procedure kunnen enkele kanttekeningen worden geplaatst, want zij was voor verbetering vatbaar geweest. Het gaat nu om de vraag waar wij eigenlijk mee bezig zijn. Wij moeten beseffen dat wij bezig zijn met een deel van de uitvoering van het binnenstadsplan, hoewel dat plan nog niet definitief is bekrachtigd. In het plan zijn in de loop van anderhalf jaar een aantal zaken gestructureerd, waarin men in frac tie- en in partijverband de gelegenheid heeft gehad in de stad het oor te luisteren te leggen. Daaruit kan men een aantal gevoelskwesties des tilleren. Wij zijn bovendien bezig met consequenties van uitspraken die de raad in vorige jaren heeft gedaan. De raad heeft namelijk gekozen voor een centralisatie van gemeentelijke huisvesting in de binnenstad. Ik vind dat een hard gegeven omdat wij in de kritiek van de burgers ho ren -- dat is ook een vorm van inspraak en de raadsleden hebben de plicht die kritiek weer te geven -- dat centralisatie een efficientere werk wijze in de gemeentelijke diensten tot gevolg zal hebben. De burgers vinden de communicatie moeilijk, omdat de vestigingen te ver uit el kaar liggen. Dit zijn kwesties die uit de kritiek naar voren komen en wij moeten proberen ze op te lossen. Mijn fractie wil dan ook uitgaan van de uitspraak betreffende de centralisatie van het gemeentelijke ap paraat in de binnenstad. Op die basis moeten wij verder. In het kader van die centralisatie kiezen wij voor een verplaat sing van de sociale dienst en de afdeling bevolking en dat gegeven gaaT hier eveneens meespelen. Gedurende de laatste jaren is onder de burgerij gesproken over de lege kop van de Veemarktstraat. Wij vinden dat wij op vrij korte termijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 672