19 AUGUSTUS 1975 675 king als aanvulling op de vragen van de heer Ten Wolde, want het is vanavond al meermalen gebleken dat de samenwerking en coördinatie binnen het college niet al te gemakkelijk verloopt. De heer Ten Wolde sprak over de aandacht die moet worden geschonken aan het uiterlijk van het gebouw, waartoe overleg moet worden gepleegd met de commis sie voor ruimtelijke ordening en de commissie voor gemeentelijke huis vesting ad hoe. Als het gaat om zaken van monumentenzorg, zal het duidelijk zijn dat de commissie voor culturele zaken daarbij ook graag zal worden betrokken. De heer JONGENEEL: De heer Eissens heeft een voorstelling van zaken gegeven die ik eigenlijk niet begrijp, want hij vergeet de aan drang van de commissieleden, onder wie een lid van het CDA, om in formatie te verkrijgen. Het is een gevecht geweest dat anderhalf uur in beslag heeft genomen De heer EISSENS: Ik was toen niet meer aanwezig, maar mijn collega heeft het goed waargenomen. De heer JONGENEEL: Ik beweer bepaald niet dat de collega van de heer Eissens het niet goed heeft waargenomen, hij heeft het goed ge daan en hij heeft belangrijke steun geleverd. De heer Eissens voert aan dat de informatie vlot verkregen is, maar wij hebben drie kwartier om informatie moeten vragen. Daarnaast moeten wij al onze tijd vrij hou den voor het geval de wethouder de commissie eens bij elkaar roept; ik vind niet dat de informatie spontaan naar ons toe komt. Wij hebben in de commissie een gevecht om informatie moeten leveren. De VOORZITTER: Ik schors de vergadering voor enkele ogenblik ken. SCHORSING. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Wethouder VAN DUN: U zult kunnen begrijpen dat de vele op merkingen die ter tafel zijn gekomen mijnerzijds niet kunnen leiden tot een consistent betoog, ook al gezien het tijdsbestek dat u ongetwijfeld voor ogen staat. Ik zal mij dan ook beperken tot het beantwoorden van de vragen die in het kader van dit onderwerp zijn gesteld, maar ik wil toch beginnen met enkele algemene opmerkingen. Daarbij zal ik ingaan op de bezorgheid die door sommige sprekers is genoemd. Het college heeft bij dit voorstel geen hak- en breekpolitiek ge voerd in de geest: de gemeentelijke sociale dienst zit kwalitatief en kwantitief in ruimtenood, laten wij maar ergens een gebouw neerzetten. Men moet niet uitgaan van de gedachte, die bij sommige raadsleden leeft, dat er aan de kop van de Veemarktstraat een gat is, dat het moet worden opgevuld en dat het niet uitmaakt wat er komt. Men moet er ook niet van uitgaan dat het ons niet kan schelen wat er wordt gebouwd met het DACW-subsidie van 2,7 miloen, als er maar wordt gebouwd. Dit drietal opmerkingen wilde ik allereerst maken, omdat juist de com binatie heeft geleid tot presentatie van dit voorstel. Het gaat om de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 675