676
19 AUGUSTUS 1975
combinatie van de ruimtenood van de sociale dienst en het bureau be
volking, de problematiek van de kop van de Veemarktstraat in het ka
der van de gehele binnenstad en de mogelijkheid van een DACW-subsi
die. Daarbij wil ik aantekenen dat wij inderdaad tien jaar lang plannen
hebben gemaakt voor een gebouw voor de sociale dienst, maar dat zij
nooit verwezenlijkt zijn als gevolg van gebrek aan geldmiddelen.
De raad dient te weten met wie wij overleg hebben gepleegd en
ik geef op voorhand toe dat er feilen zijn te bespeuren. Wij hebben ge
sproken met de commissie ad hoe gemeentelijke huisvesting en wij heb
ben dat dikwijls gedaan. Ik geef de heer Van Male toe dat er nooit iets
is besloten ten aanzien van dit plan, de commissie kan geen besluiten
nemen, zij heeft een adviserende taak. De commissie heeft wel beslo
ten in te stemmen met de keuze van de architect. Wij hebben gespro
ken met de commissie openbare werken, met de commissie voor ruim
telijke ordening, zelfs in een extra commissievergadering die geheel
aan dit onderwerp was gewijd, en met het Comité Binnenstad, het over
koepelend orgaan van de winkeliersverenigingen en met de winkeliers
vereniging van de Veemarktstraat. Bij de beide laatstgenoemde instan
ties bestond een groot enthousiasme.
Wij zijn uit de drie eerder genoemde gegevens gekomen tot de
opstelling van de plannen en het is met name het DACW-subsidie in
zijn eigen methodiek dat ons ertoe heeft gebracht dat wij in een proce
dure terecht zijn gekomen waarin misschien mag worden gesproken van
een overval. Wij hebben geen vormfouten gemaakt en wij verkeren niet
in een verwijtbare positie. Door het keurslijf van de DACW, en het sub
sidie is ons niet onwelkom, zijn wij tot haast maken gedwongen. Ik vind
het onjuist het college te verwijten dat er te kort is gesproken. Wij moe
ten vlug beslissen, want indien dat niet gebeurt wordt er niet gebouwd
of zonder subsidie gebouwd. Zodra wij het uitgangspunt van het gebruik
maken van de DACW-subsidie aanvaarden, zullen wij ons moeten on
derwerpen aan de voorschriften van de DACW. Ik moet de heer Houben
erop wijzen dat de DACW-subsidies zijn bedoeld om ad hoe inschieten
op de werkgelegenheidssituatie mogelijk te maken. De DACW kent
geen politiek op langere termijn. Dat wreekt zich natuurlijk. Ik kan mij
levendig voorstellen dat de DACW in opdracht van de rijksoverheid pro
cedures in tijd ent. Als men gezien de situatie in Breda een bedrag van
2,7 miljoen in dit project investeert gedurende het jaar 1976, niet
in de civieltechnische- maar in de bouwkundige sector, begrijp ik de
rijksoverheid als zij die stimulans op de kortst mogelijke termijn effect
wil laten hebben. Wij komen dan op een punt waarop wij weten dat wij
op of omstreeks 1 januari 1976 met de bouw moeten zijn begonnen. Ik
wil dan een beroep doen op gezond verstand. Als de heer Houben be
grip heeft voor het feit dat de DACW tijdslimieten stelt en als wij het
subsidie willen aanvaarden, moet hij met mij meerekenen om na te
gaan wat er voor 1 januari 1976 moet gebeuren. Voor het besteksklaar
maken van een plan als het onderhavige is een termijn van drie of vier
maanden ten hemelschreiend kort, maar het zal gebeuren. Het is voor
een architect een heel moeilijke zaak in een maand tijd een schetsont
werp te vervaardigen en ik wil namens het college groot respect uitspre
ken voor de ambtenaren en de architect met zijn medewerkers die er in
korte tijd in zijn geslaagd dit ontwerp te vervaardigen.
Wij moeten ons afvragen of de bouw kwalitatief verantwoord is.