19 AUGUSTUS 1975 679 De heer OOMEN: Zou de wethouder kunnen zeggen of het colle- geoverleg heeft geleid tot een toezegging dat de commissie voor cultu rele zaken ook over deze monumentenkwestie wordt geinformeerd? Wethouder VAN DUN: Er wordt veel aan monumenten gewerkt en in de bouwaanvragen spelen de adviezen van monumentenzorg een rol. Het is niet te doen gebruikelijk dergelijke onderwerpen in de com missie voor culturele zaken aan de orde te stellen. Wij stellen ons voor die handelwijze te continueren. De heer HENDRIKSEN: Het is nu wel duidelijk wie de wethouder van monumentenzorg is. Wethouder VAN DUN: Wij hebben gelukkig een dergelijke wet houder niet, wij hebben een wethouder voor culturele zaken en een wet houder voor openbare werken. Ieder beperkt zich tot zijn eigen onder deel. Ik wijs de heer Ten Wolde er voorts op dat er wat mij betreft een nieuwe situatie ontstaat als monumentenzorg definitief negatief ad viseert. In dat geval zullen wij de commissie ad hoe en de commissie voor openbare werken hard nodig hebben. De heren Houben, Van Banning en Ten Wolde hebben gesproken over de kosten. Een voorlopige raming op basis van de inhoud van het gebouw heeft plaatsgevonden en een latere nauwkeuriger raming kwam uit op 8 miljoen. Ik wil op voorhand zeggen dat dit project duurder zal worden. Als wij spreken over bedragen van 8 tot 10 miljoen gaat het om cijfers op basis van de inhoud en dan wordt er nog niet eens gesproken over grondproblematiek, BTW, kosten van openbare werken en dergelijke. Ik heb geen inzicht in de preciese kosten, maar zij zul len zeker hoger worden dan 8 miljoen. Daaraan gekoppeld is een vraag uit alle drie fracties, vooral de heer Van Banning heeft er de na druk op gelegd, namelijk wat er in 1977 zal gebeuren. Na mijn inlei ding over de werking van de DACW zal het duidelijk zijn dat geen en kele zekerheid kan worden verkregen over het subsidiebeleid van de rijksoverheid ter zake van dit project in 1977. Deze week zal er weder om een brief naar de voorzitter van de provinciale commissie uitgaan waarin wij laten weten dat hij ons een startsubsidie heeft gegeven, maar dat hij Breda in het ongerede zou brengen als het subsidie niet zou wor den gecontinueerd, aangezien het project veel omvangrijker is. Ik moet zeggen dat dit natuurlijk geen volledige garantie is. Wij zullen een ge sprek met gedeputeerde Van der Heijden als voorzitter van de provinci ale commissie en de heer De Jong, de grote baas van de DACW in Noord-Brabant hebben, om de inhoud van de brief nog eens nadrukke lijk onder hun aandacht te brengen. Ook dat is evenwel geen garantie. Het college weet dat het voorstel een risico in zich bergt, maar afge dekt, weliswaar niet geheel, door een viertal dekkingsmiddelen. Die middelen zijn: mogelijke verdere subsidies, de stelpost werkgelegen heid in onze begroting, -- de raad is daarmee in 1975 geconfronteerd en ook in 1976 zal een belangrijk deel van die stelpost worden gebruikt voor dekking van het niet subsidiabele gedeelte van de DACW-objecten. De DACW-subsidie dekt 67van de werkgelegenheidsprojecten en er blijft dus 33% ongedekt. Een belangrijk deel daarvan wordt ten laste

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 679