19 AUGUSTUS 1975 687 noods ook in de boezem van het college. Ik ben niet altijd op voorhand bereid met uw voorstellen in te stemmen, ik stel mij graag kritisch op. In dit geval moet ik zeggen dat wij de motie van PvdA en PPR niet kun nen ondersteunen. Ik wil er desgewenst graag dieper op ingaan, maar ter wille van de tijd zal ik dat nu niet doen. Het zal duidelijk zijn ge bleken dat ik dit een prachtig project vind, dat mijn fractie en ik niet erg gelukkig zijn met de gevolgde methode, maar dat wij begrip hebben voor situaties waarvoor uw college zich somtijds gesteld ziet. Ik heb het voorrecht namens mijn fractie u te complimenteren met dit project, ik hoop dat de mensen die eraan zullen werken zulks met bijzonder veel animo zullen gaan doen, dat wij voortdurend op de hoogte worden ge houden, dat het project zal worden gerealiseerd in de geest van monu mentenzorg, waarbij ik duidelijk het voorbehoud maak dat indien monu mentenzorg niet met het plan instemt naar onze mening een geheel nieuwe situatie ontstaat. Ik hoop dat wij op de hoogte worden gesteld van eventuele instemming. Wij wensen u graag met dit project bijzon der veel voorspoed en veel succes. De heer HOUBEN: Ik ben blij dat er vanavond een belangrijk stuk discussie heeft plaatsgevonden, maar ik vind dat onze discussienota en onze motie nauwelijks becommentarieerd zijn, noch door het college noch door de raadsfracties. Wat dat aangaat blijft een zekere verbolgen heid bestaan. Hier komt nog bij dat de informatie die van de zijde van het college is verschaft ons nog meer zorgen geeft dan wij aanvankelijk al koesterden. Het gaat daarbij allereerst om de DACW-subsidie. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat ik contact heb gehad met de verschillen de diensten in de keten en met name met het directoraat-generaal voor de arbeidsvoorziening in Rijswijk. Men heeft mij daar uitdrukkelijk ge zegd dat de DACW-subsidie voor 1976 -- een onderdeel van het rijks beleid -- nog onzeker is. Dit is het geval door de enorme moeilijkheden bij de rijksbegroting en ook doordat men niet weet of men in het kader van de werkloosheidsbestrijding grote werken extra zal stimuleren. De kans bestaat dat men op een andere filosofie overstapt. Ik voel mij ver plicht u deze extra informatie te verstrekken. Een tweede onzekerheid ligt in het feit dat het niet duidelijk is dat de 500 m2 -- ik onderstreep wat dat betreft de opmerking van de heer Van Banning -- inderdaad vanuit het Bredase bedrijfsleven zal wor den ingevuld. U zult hebben gemerkt dat wij de kwestie van de DACW-subsi die heel goed hebben overwogen. Toch bevreemdt het ons dat men, nu men al tien jaar over een nieuw gebouw voor de sociale dienst denkt, niet eerder prioriteit aan dit project heeft gegeven in verband met de extra begrotingsruimte en in het kader van de doeluitkering werkgelegen heid. Het blijft vreemd dat het nu ineens op dit moment moet komen, temeer omdat de wethouder zelf zegt dat men een plan van deze allure eigenlijk niet in een zo korte termijn kan realiseren. Wij worden in een DACW-keurslijf geperst, het is een soort overval. Het is een soort ad hoc-oplossing die ons van de zijde van de hogere overheid wordt opge drongen. Wij worden hier inderdaad door een rijksbeleid in de tang ge nomen en wij hebben in onze discussienota ook gezegd dat hier moge lijk conflicterende rijksdoelstellingen zijn. Het stadsvernieuwingsbeleid is uit op herstel van de oude stad en de bebouwing aldaar, en ook op de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 687