19 AUGUSTUS 1975 689 De heer HOUBEN: Ik denk dat ik die opmerking zal moeten nuan ceren, het lijkt mij enigszins moeilijk haar geheel in te trekken, want ik wil nog vragen waarom uit de voorraad van 30 miljoen geen pro ject wordt gelicht, aangezien de wethouder ook heeft gezegd dat een plan van deze allure op korte termijn eigenlijk niet kan worden gereali seerd. Waarom is geen ander plan gekozen waardoor de werkloosheids bestrijding en daardoor ook gebruikmaking van de DACW-subsidie gega randeerd was? Ik vind het jammer dat de heer Ten Wolde zijn motie niet heeft ingediend, want ik vind de toezegging die van de zijde van het college is gedaan om nader overleg te plegen als monumentenzorg negatief ad viseert een heel zachte toezegging waaraan geen enkele verplichting is verbonden. De heer VAN BANNING: Zeker wel 1 De heer HOUBEN: De heer Van Banning heeft zojuist al gezegd dat er dan een nieuwe situatie ontstaat. Is de raad in dat geval weer ge heel vrij zodat hij opnieuw een beslissing kan nemen? Wordt het voorbe houd in het preadvies ingebouwd? Als dat gebeurt is er sprake van een harde toezegging, maar als alleen wordt toegezegd dat overleg zal wor den gepleegd met een commissie, vind ik dat tamelijk zacht. De heer TEN WOLDE: Ik heb vanavond tweemaal gehoord dat de heer Houben teksten naar zijn zin interpreteert. De wethouder heeft tot tweemaal toe gezegd dat deze aangelegenheid in de commissies zal te rugkomen als monumentenzorg negatief adviseert. Ik vind dat duidelijk en de heer Houben heeft mij de onduidelijkheid niet aangetoond. De heer HOUBEN: Ik bestrijd niet dat het duidelijk is. Het is een duidelijke uitspraak, maar ik vind haar te zacht. Wat houdt zij in? De wethouder treedt in overleg met de commissie, de commissie consta teert dat en wat gebeurt er vervolgens? Het besluit wordt dan toch niet teruggenomen. Als de raad in zijn besluit ten aanzien van dit punt een voorbehoud maakt, wordt het al een heel andere zaak en dan kan van een harde toezegging worden gesproken. Wethouder VAN DUN: De heer Houben is kennelijk vergeten wat hard en zacht is. De raad zal een besluit moeten nemen over de wijzi ging van het bestemmingsplan en over het bouwkrediet. De heer HOUBEN: Uit de schetsen weten wij welke neerslag dit plan op de bestemmingsplannen heeft en het wordt dan moeilijk straks het bestemmingsplan niet te wijzigen. Ik vind dat wij ons met een posi tief besluit aan het plan binden. Ik zou het hoogst merkwaardig vinden als de raad naderhand bij de wijziging van het bestemmingsplan op het oorspronkelijke besluit, waarvan de repercussies bekend zijn, zou terug komen. De bebouwing van de oostzijde van Beyerd/Vlaszak hebben wij niet voor niets in onze discussienota ingebracht, temeer daar de archi tect zelf heeft gezegd: met de plannen voor de gebouwen van de sociale dienst heb ik rekening gehouden met een bebouwing aan de overkant.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 689