715
18 SEPTEMBER 1975
gaan, daarna volgt het antwoord in tweede instantie, wij houden onze
mond en de vergadering gaat verder. Deze wijze van met elkaar praten
heeft naar ik meen weinig zin.
De VOORZITTER: U bent zich er waarschijnlijk wel van be
wust dat hier de onbewoonbaarverklaring van een speciaal pand aan de
orde is. Daar haalt u nog al het een en ander bij.
De heer GEENE: Toen ik mij met de huisvesting van alleen
staanden bezig hield en het college daar vragen over stelde, had ik mij
die huisvesting anders voorgesteld dan zij aan de Baronielaan plaats
vindt. Ik meen dat de bewoners recht hebben op een redelijke verblijfs-
ruimte en dat de ruimte die men aan de Baronielaan aantreft geen re
delijke verblijfsruimte kan worden genoemd. Bovendien is dit een par
ticuliere aangelegenheid waarin de gemeente slechts weinig mogelijk
heden heeft. Een en ander zou inhouden dat er tot sloop en het oprich
ten van nieuwbouw zou moeten worden overgegaan, maar dat is een
geheel andere kwestie die in de toekomst nog wel eens aan de orde
komt. Dit is mijns inziens geen oplossing voor het probleem van de al
leenstaanden, dat veel meer omvat. Ik stel mij daarbij voor dat de be
trokkenen op een redelijke manier worden gehuisvest en niet op de
manier waarop het in dit pand gebeurt.
De heer TEN WOLDE: Bij de laatste opmerkingen van de heer
Geene kan ik mij aansluiten. Ik denk daarbij aan het aantal gevallen
van woningnood dat zich op dat gebied in Breda voordoet. Ik meen
dat het duidelijk is dat
(Enig rumoer op de publieke tribune.)
De VOORZITTER: Mag ik u een ogenblik onderbreken? Da
mes en heren op de tribune. U bent heel welkom en wij verheugen ons
erover dat u er bent. Als het echter zo zou mogen zijn dat u niet al te
veel geluid maakt, zou dit mij als voorzitter van deze vergadering bij
zonder aangenaam zijn. Misschien kunt u aan dit verzoek voldoen.
Mijnheer Ten Wolde. Wilt u uw betoog vervolgen?
De heer TEN WOLDE:de druk die op het gebied van
de huisvesting ontstaat niet van dit ene pand afhankelijk is. Uit de toe
lichting in de commissie voor openbare werken heb ik opgemaakt dat
dit pand in het bijzonder op bouwkundige gronden thans onbewoonbaar
zou moeten worden verklaard. Mevrouw Paulussen heeft opmerkingen
gemaakt over de toepassing van de pensionverordening in voorgaande
jaren. Men kan daar bepaalde conclusies uit trekken maar als men op
dit ogenblik op zuiver bouwkundige gronden van mening is dat de on
derhavige woning onbewoonbaar moet worden verklaard, staan wij
daarachter.
Wethouder VAN DUN: Met de opmerkingen van de heren
Geene en Ten Wolde ben ik het eens, zodat ik nog een korte opmer
king aan het adres van mevrouw Paulussen wil maken. Bij de toepas
sing van de logiesverordening is het zaak dat wij geen ruimten creören