18 SEPTEMBER 1975 716 die dienen tot bewoning maar die niet aan de in normaal maatschappe lijk verkeer te stellen eisen voldoen. Men kan de vraag stellen of in dit geval de logiesverordening nu wel of niet goed is toegepast. Zoals de leden van de commissie voor openbare werken weten doet zich met betrekking tot de toepassing van de logiesverordening een ongelofelijk grote problematiek voor. Hier gaat het om een methodiek om ervoor te zorgen dat er geen mensen in situaties wonen waarvan het niet wense lijk is dat zij erin wonen. Mevrouw PAULUSSEN: Dat hebt u achterwege gelaten.' Wethouder VAN DUN: Het is niet van belang of men deze dan wel een andere methodiek gebruikt, want de doelstelling van me vrouw Paulussen en mij is precies dezelfde. In de tweede plaats iets over de stuurgroep die mevrouw Paulussen heeft geïntroduceerd. Wanneer de staatssecretaris terzake van de huisvesting van één- en tweepersoonshuishoudens de mogelijkheid van het instellen van een door hem te subsidiëren onderzoek opent, meen ik dat het, aangezien wij hier een sociografische dienst in de ge meente hebben, een reguliere gang van zaken is als deze dienst dit on derzoek verricht. Het college heeft aan de dienst daartoe opdracht ge geven en het door de dienst te verrichten onderzoek is in het kader van de door de staatssecretaris ingestelde regeling ter subsidiëring voor gedragen. Ik dank u. De VOORZITTER: Mevrouw Paulussen had zich in eerste ter mijn haar standpunt voorbehouden. Mevrouw PAULUSSEN: Ik zou om een paar seconden schor sing willen vragen. De VOORZITTER: Dan kunnen wij allemaal blijven zitten. Ik zal de vergadering voor enkele seconden schorsen; het mag zelfs voor één minuut zijn.' Ik schors de vergadering. SCHORSING. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Mevrouw Paulussen wenst nog een korte stemverklaring af te leggen. Mevrouw PAULUSSEN: Wij zijn het met de andere raadsle den eens dat er voor kamerbewoners goede huisvesting moet zijn, maar op grond van de achtergronden die wij vanavond hebben geschetst zijn wij ertegen dat de hier voorgestelde onbewoonbaarverklaring op dit ogenblik wordt uitgesproken. Wij betreuren het ten zeerste dat er op geen enkele adequate wijze op de gestelde vragen is ingegaan. De VOORZITTER: Betekent dat dat de voltallige federatie van fracties van P. v. d. A. en P. P. R. zich tegen het voorstel van b. en w. uitspreekt? Mevrouw PAULUSSEN: Ja, mijnheer de voorzitter.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 716