18 SEPTEMBER 1975 720 lijker is overgekomen. De heer OOMEN: Het is prima overgekomen! Wethouder VAN DUN: Hoewel de heer Van Asseldonk dan misschien minder deskundig is, heeft hij het onderwerp éven goed aan gesneden.' Hij heeft in de eerste plaats gevraagd of het de bedoeling is dat wij panden uit het woningbedrijf B verhuren aan gezinnen, althans aan personen die om woonruimte vragen. Als men een en ander echter nauwkeurig nagaat, blijken er enkele grensgevallen tussen het woning bedrijf A en B te zijn waarvan men kan zeggen dat bewoning mogelijk is. De grens is niet scherp te trekken. De heer Van Asseldonk heeft er voorts op gewezen dat er een stichting zonder winstoogmerk in het geding is. Deze stichting heeft uiteraard geen winstoogmerk, want daarvoor is zij een stichting. Voor de heer Van Asseldonk doet zich echter het probleem voor dat de Stichting woonruimte aan kamerbewoners verhuurt en dat de gemeente het pand voor een bepaalde prijs aan de stichting verhuurt, zodat het mogelijk is dat er wèl winst wordt gemaakt. Het is voor de gemeente naar ik meen enigszins moeilijk in de bevoegdheden van de Stichting Huisvesting Studenten van de Katholieke Sociale Academie in deze stad te treden. Deze woongelegenheid past namelijk in een zekere "pooling": er zijn ook andere voorstellen waarin deze Stichting partici peert. Ik neem aan dat de Stichting ook zelf kosten heeft en het lijkt mij dan ook vrij hachelijk dat de gemeente zelf rechtstreeks huurprij zen zou vaststellen om ervoor te zorgen dat er bij de stichting geen winst wordt gemaakt. Overigens geeft de gang van zaken, bezien uit zakelijk oogpunt van de kant van de gemeente, z- misschien is dat een enigszins merkwaardig argument -- een vrijwaring tegen leegstand. In dit geval draagt de Stichting het risico, een omstandigheid waarop waarschijnlijk ook haar huurtarieven gebaseerd zijn, maar als de ge meente zelf voor de verhuur zou zorgen, zou de gemeente het risico dragen. Het is namelijk de vraag of de gemeente de panden tegen die prijs aan individuele bewoners kwijt zou raken. In de laatste plaats heeft de heer Van Asseldonk gevraagd of de commissie voor openbare werken erover kan spreken of de panden door de gemeente zelf moeten worden verhuurd. Ik ben "in" voor een discussie over dat onderwerp, maar ik merk daarbij van tevoren op dat hier naar mijn mening geen rechtstreekse taak voor de gemeente ligt. Overigens heb ik er geen enkele moeite mee deze kwestie eens in de commissie aan de orde te stellen. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 25. Bijlage nr. 272 PRE-ADVIES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS OP EEN AANTAL VERZOEKEN VAN SCHOOLBESTUREN OM MEDEWERKING OP GROND VAN HET BEPAALDE IN ARTI KEL 72 DER LAGER-ONDERWUSWET 1920 C. Q. ARTIKEL 50 DER KLEUTERONDERWIJSWET.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 720