16 OKTOBER 1975 743 3. Acht u het juist, dat de minister deze, voor Breda uiterma te belangrijke uitspraken doet elders in de provincie, zon der dat de gemeenteraad van Breda is gehoord? ANTWOORD. Ook wij hebben kennis genomen van het door u bedoelde dagbladbericht. Er van uitgaande, dat de inhoud daarvan een juiste weergave is van de door de minister van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening gedane uitspraken, kan het navolgende worden opgemerkt: ad 1: naar het ons voorkomt, heeft de minister de bedoelde uitspraak gedaan, zulks naar aanleiding van de hem gedane mededelingen met betrekking tot een nieuwe planopzet. Deze mededelingen zijn gedaan in het kader van het gesprek, dat de minister op 16 juni 1975 heeft gehad met het lid van ons college, de heer Van Dun. Het verslag van dat gesprek is op 5 september j. 1. aan de leden van de raad in afschrift toegezonden; te dezer zake moge met name verwezen worden naar het gestelde in de tweede alinea van blad 2 van evengenoemd verslag. ad 2: in het kader van het onder 1 genoemde gesprek is van de zijde van de gemeente zeer globaal en in informatieve zin ingegaan op de verschillende aspecten van de planopzet; er kan dan ook niet gesproken worden van een "advisering" met betrekking tot de capaciteit van het plan. ad 3; in de meergenoemde bespreking van 16 juni 1975 is er dezerzijds van uitgegaan, dat eerst na 18 augustus 1975 --de datum van de informatieve raadsvergadering -- een verdere bekendheid aan het plan zou worden gegeven. Het is ons niet bekend, welke de voor de minister moverende redenen zijn geweest op een eerder tijdstip nadere openbare me dedelingen te doen. VRAAG, (gesteld ing. art. 40, 2e lid R. v.O. De heren MARTENS en BECKERS: Onlangs ontving de ge meenteraad van het college van b. en w. een inventarisatie van raads- en collegebeslissingen uit het verleden. Op een klein aantal uitzonde ringen na geeft dit zogenaamde beleidsplan geen inzicht in de beleids voornemens voor de toekomst. Tot die uitzonderingen behoort ongetwijfeld een kleine pas sage op pag. 76, gewijd aan het Familiepark Joan Haanappel. Zonder de commissies voor Jeugd, Sport en Recreatie, Openbare Werken en Ruimtelijke Ordening om advies te vragen en zonder discussie en besluit vorming in de raad, heeft het college gemeend de Grontmij. te moe ten meedelen, dat men in beginsel bereid is om mee te werken aan de grondverkoop voor een ons onbekend plan. Deze principiële keuze had natuurlijk nooit gedaan mogen worden buiten de raad om. Want het gaat om een zeer belangrijke zaak met vele mogelijke gevolgen voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 743