744
16 OKTOBER 1975
de ruimtelijke ordening (in verband met de huidige grondschaarste),
voor het totale welzijnsbeleid, voor het milieu en voor de financiën
van de gemeente Breda. In antwoord op vroegere vragen van onze zijde
is door u ook toegezegd, dat de raad zou worden geïnformeerd. Na
mens de Federatie van fracties van P. v. d.A. en P. P. R. stellen wij u
de volgende vragen:
1. Hoe luidt precies de inhoud van de door u in het zogenaamde
beleidsplan geciteerde brief van 21 januari 1975?
2. Welke formele en welke informele contacten zijn er over
deze zaak geweest tussen de Grontmij. en u?
3. Welke voor en tegen-argumenten hebben uiteindelijk tot het
principebesluit geleid?
4. Waarom zijn commissies en raad niet geraadpleegd?
5. Wat zijn nu precies de plannen van de Grontmij. en haar op
drachtgever?
6. Wat is daarin het aandeel van de gemeente, bijvoorbeeld
op het gebied van financiering, exploitatie, beheer, gebruik,
enz.
7. Bent u bereid om de Provinciale Recreatieraad alsnog om
een advies te vragen?
8. Hoe zitten de verdere procedure en tijdsplanning in elkaar
en hoe en wanneer worden raad en commissies in de besluit
vorming betrokken.
ANTWOORD.
Aan de Grontmij. N. V. hebben wij -- zoals ook blijkt uit de "inventa
risatie" -- geschreven, dat wij in beginsel bereid zijn aan de raad voor
te stellen ten behoeve van de vestiging van het familiepark grond te
verkopen, mits te onzer beoordeling voldoende gegevens bekend zijn
t. a. v. de opzet en inrichting van het park en bij onduidelijkheid of
verschil van mening tot een akkoord wordt gekomen.
Naar onze mening zijn wij hiermede gebleven binnen de grenzen van
onze voorbereidende taak. Dit geclausuleerd aanbod was voorts nodig
om de initiatiefnemers van hun kant in staat te stellen tot een nadere
(deel)beslissing te komen.
Ook wij hebben nog geen keuze gedaan. Het volgend initiatief ligt bij
onze gesprekspartners in dezen.
Overeenkomstig onze eerder gedane toezegging zullen wij, zodra meer
zekerheid omtrent de vestiging van het familiepark bestaat, hetgeen
nog niet het geval is, de commissie ruimtelijke ordening en de raad
informeren en bij de besluitvorming betrekken en de stedebouwkundige
adviesraad inschakelen.
Met betrekking tot de ingekomen stukken onder C wordt
zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig
het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
3. bijlage nr. 294
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT
HET VASTSTELLEN VAN BEGROTINGSWIJZIGINGEN.