16 OKTOBER 1975 749 zowel op zichzelf als in verband met de bestaande omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan voldoet aan redelijke eisen van wel stand. Dit is een zeer summiere omschrijving en ik zou dan ook graag willen weten wat nu in de praktijk de normen zijn die de welstandscom missie hanteert. Als het niet mogelijk is exact de normen aan te geven, kan wellicht worden medegedeeld wat de achterliggende filosofie is en welk uitgangspunt de welstandscommissie bij het vaststellen van haar beleid hanteert. Voorts vraag ik mij af wat de invloed van de raad en van de burgers op de welstandscommissie is. Op het ogenblik heb ik de in druk dat er een nogal elitaire, ondemocratische club in het geding is, maar misschien kan de wethouder dat idee wegnemen. De VOORZITTER: Nu niet, want het is niet aan de orde.' Wethouder VAN DUN: Makker Kaarsemaker trapt een le vensgrote open deur in door te vragen of er nu al dan niet overeenstem ming is. Als hij het stuk goed had gelezen, had hij op blz. 2 kunnen zien staan: "Naar aanleiding van het gepleegde overleg is een nieuw verzoek om bouwvergunning ingediend, welke bouwvergunning inmiddels is verleend.Dit impliceert dat de problemen met de heer Van Turn hout tot het verleden behoren. Ik kan derhalve mededelen dat het pro bleem dat hier in het geding was is opgelost, waarmee ik naar ik meen binnen de orde ben. Ik meen dat hier twee aspecten in het geding zijn. In de eerste plaats gaat de heer Van Turnhout in beroep bij de raad tegen een aanschrijving van het college, inhoudende dat hij zonder bouwver gunning heeft gebouwd. Met inachtneming van het feit dat de proble matiek is opgelost wil ik erop wijzen dat, wanneer iemand zonder bouw vergunning bouwt en het college aan zijn opdracht voldoet door conform de bouwverordening een aanschrijving te doen uitgaan waarin wordt medegedeeld dat dit niet in orde is, geen beroep op de raad mogelijk is. Vandaar dat in het voorstel staat dat het beroep, voor zover het het bouwen zonder bouwvergunning betreft, niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard. In de tweede plaats wordt in het voorstel opgemerkt dat ad viezen van welstand, hoe interessant ook, beschouwd dienen te worden als adviezen aan het college van burgemeester en wethouders op basis waarvan het college beslissingen neemt. Wanneer men tegen een advies van de welstandscommissie aan het college bij de raad in beroep gaat, kan dit nooit tot een discussie in de raad leiden. Op basis van die over wegingen stellen wij de raad voor het beroep ongegrond te verklaren. Dit zijn de twee rechtsgronden die wij aan de raad voorleg gen. Voor zover het beroep het bouwen zonder bouwvergunning betreft, is het niet-ontvankelijk. Voor zover het beroep kritiek op het advies van welstand aan het college inhoudt, dient het ongegrond te worden verklaard. De heer KAARSEMAKER: Ik moet constateren dat kameraad Van Dun in zijn beantwoording niet helemaal volledig is geweest. Wethouder VAN DUN: Natuurlijk niet, want de voorzitter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 749